Deze herfst is in geen enkel opzicht uitzonderlijk te noemen. Een storm en regenachtige dagen. De eerste vrieskou en de duisternis comprimeert de dagen tot acht schamele uren van enigszins licht. Soms een heldere morgen, snijdende wind uit het Oosten, de kou hapt in je oren en je wangen. Waar heb ik mijn handschoenen gelaten, waar mijn sjerp en waar mijn levenslust?
De aarde ellipst in een razend tempo rond de zon, zoals ze al miljarden jaren deed. Lichtjes gekanteld, alsof ze luistert naar die reusachtige vuurspuwende bol. Waar de stralen van Helios niet reiken is het kouder dan koud, zwart en ijzingwekkend stil. Minder dan een maand van hier zal het licht weer winnen, een seconde met een keer. Daar hebben wij geen verdienste aan, noch onze wanhopige rituelen. Het is de winterzonnewende, het logische verloop van de dingen geheel buiten ons om.
Papier is gewillig en gehoorzaam. Vellen grijs krantenpapier lenen zich stoïcijns tot het reproduceren van onzin, in tienvoud, in honderdvoud en in veelvouden daarvan. Stel: op een dag heeft het papier er genoeg van drager te zijn van kortzichtige meningen, tendentieus gebral, ononderbouwde stellingen, foute cijfers, cirkelredeneringen, spiritueel gekakel en al het andere dat ondoordacht, arm, schraal en mager is. Het papier wil niet langer het dociele slaafje zijn van de letterzetter en ontvlamt nijdig onder de hand van de schrijver die in het witte blad een bondgenoot zag voor het verkondigen van wat geneuzel in de marge. Zelfgenoegzame ijdelheid en intellectuele luiheid herleid tot een betekenisloos rookpluimpje. Een vingerwijzing, ezelsoren, een tik op de vingers, een strenge aanmaning voor volgende maal beter.
Ook het oude papier doet mee: heelder edities, jaargangen, bijlages van kranten, tijdschriften, magazines en onbenullige boeken volgen het voorbeeld van Jan Palach, anonieme Tibetaanse monniken in hun oranje gewaden en de Tunesische straatventer Bouazzi. Pijnlijke zelfvernietiging als protest. De fik er in! Het vuur ontziet niets dat brandbaar is, klimt hoger dan de flatgebouwen van de stad, hoger dan de wolken zelfs. Het brult woedend, slokt alles op, smelt het stevigste metaal, de vogels vallen dood uit lucht en in een muil van vuur en vlammen. De blinde razernij stop ooit. Wanneer? Simpel: op het moment dat de wetten van de fysica dat dicteren. De zuurstof raakt ooit op.
Daarna.
Miljarden asvlokken vervuilen de atmosfeer, schermen de planeet van de zon af. De uitbarsting van de Krakatau is er niets tegen. Uiteindelijk slaat het stof neer, decimeters dik op daken, auto’s en straten. Een grijze brij taaie vuiligheid. De materiële neerslag van de drek die ons elke dag wordt aangeboden als waarheid, advertorials, testimonials, reclameblokken, lifestylebijlages vol weerzinwekkende advertenties. Leugenachtige prenten die ons tot kopen moeten aanzetten.
De aslaag verstikt het oude, verbergt het en laat nieuwe dingen kiemen in de eerste lente. Groen, puur en onbedorven.
Nederig poetsen wij onze eigen schoenen, ook de heren schrijvers onder ons die elegante veterschoenen dragen, handgemaakt en uit het fijnste krokodillenleer. Wij nemen een blikje schoenpoets, rond van vorm. Openen het en worden geraakt door de typische geur, de glans. Een vod, gemaakt uit een oude kussensloop wikkelen we rond onze wijsvinger en zo brengen we de crème op het leer aan. Rijkelijk de neus van de schoen bewerken. Daarna de andere schoen, die men heeft ontdaan van modder en andere sporen van het buitenleven. Laat de Cavaseul intrekken en geef u over aan contemplaties en gedachten die nergens in het bijzonder heengaan.
Laat u treffen door het inzicht dat het moeilijker is de hand te reiken dan de vinger te wijzen.