Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for november, 2012

Deze herfst is in geen enkel opzicht uitzonderlijk te noemen. Een storm en regenachtige dagen. De eerste vrieskou en de duisternis comprimeert de dagen tot acht schamele uren van enigszins licht. Soms een heldere morgen, snijdende wind uit het Oosten, de kou hapt in je oren en je wangen. Waar heb ik mijn handschoenen gelaten, waar mijn sjerp en waar mijn levenslust?

De aarde ellipst in een razend tempo rond de zon, zoals ze al miljarden jaren deed. Lichtjes gekanteld, alsof ze luistert naar die reusachtige vuurspuwende bol. Waar de stralen van Helios niet reiken is het kouder dan koud, zwart en ijzingwekkend stil. Minder dan een maand van hier zal het licht weer winnen, een seconde met een keer. Daar hebben wij geen verdienste aan, noch onze wanhopige rituelen. Het is de winterzonnewende, het logische verloop van de dingen geheel buiten ons om.

Papier is gewillig en gehoorzaam. Vellen grijs krantenpapier lenen zich stoïcijns tot het reproduceren van onzin, in tienvoud, in honderdvoud en in veelvouden daarvan. Stel: op een dag heeft het papier er genoeg van drager te zijn van kortzichtige meningen, tendentieus gebral, ononderbouwde stellingen, foute cijfers, cirkelredeneringen, spiritueel gekakel en al het andere dat ondoordacht, arm, schraal en mager is. Het papier wil niet langer het dociele slaafje zijn van de letterzetter en ontvlamt nijdig onder de hand van de schrijver die in het witte blad een bondgenoot zag voor het verkondigen van wat geneuzel in de marge. Zelfgenoegzame ijdelheid en intellectuele luiheid herleid tot een betekenisloos rookpluimpje. Een vingerwijzing, ezelsoren, een tik op de vingers, een strenge aanmaning voor volgende maal beter.

Ook het oude papier doet mee: heelder edities, jaargangen, bijlages van kranten, tijdschriften, magazines en onbenullige boeken volgen het voorbeeld van Jan Palach, anonieme Tibetaanse monniken in hun oranje gewaden en de Tunesische straatventer Bouazzi. Pijnlijke zelfvernietiging als protest. De fik er in! Het vuur ontziet niets dat brandbaar is, klimt hoger dan de flatgebouwen van de stad, hoger dan de wolken zelfs. Het brult woedend, slokt alles op, smelt het stevigste metaal, de vogels vallen dood uit lucht en in een muil van vuur en vlammen. De blinde razernij stop ooit. Wanneer? Simpel: op het moment dat de wetten van de fysica dat dicteren. De zuurstof raakt ooit op.

Daarna.

Miljarden asvlokken vervuilen de atmosfeer, schermen de planeet van de zon af. De uitbarsting van de Krakatau is er niets tegen. Uiteindelijk slaat het stof neer, decimeters dik op daken, auto’s en straten. Een grijze brij taaie vuiligheid. De materiële neerslag van de drek die ons elke dag wordt aangeboden als waarheid, advertorials, testimonials, reclameblokken, lifestylebijlages vol weerzinwekkende advertenties. Leugenachtige prenten die ons tot kopen moeten aanzetten.

De aslaag verstikt het oude, verbergt het en laat nieuwe dingen kiemen in de eerste lente. Groen, puur en onbedorven.

Nederig poetsen wij onze eigen schoenen, ook de heren schrijvers onder ons die elegante veterschoenen dragen, handgemaakt en uit het fijnste krokodillenleer. Wij nemen een blikje schoenpoets, rond van vorm. Openen het en worden geraakt door de typische geur, de glans. Een vod, gemaakt uit een oude kussensloop wikkelen we rond onze wijsvinger en zo brengen we de crème op het leer aan. Rijkelijk de neus van de schoen bewerken. Daarna de andere schoen, die men heeft ontdaan van modder en andere sporen van het buitenleven. Laat de Cavaseul intrekken en geef u over aan contemplaties en gedachten die nergens in het bijzonder heengaan.

Laat u treffen door het inzicht dat het moeilijker is de hand te reiken dan de vinger te wijzen.

Read Full Post »

A Hollaback Girl.

Seksuele intimidatie. De discussie blijft smeulen en er is niet veel meer dan een slecht gekozen commentaartje nodig voor ze weer een uitslaande brand wordt. Steeds weer dezelfde tegenstellingen.

Ik ken praktisch geen vrouwen die niet minstens één verhaal kunnen vertellen over intimidatie, ongewilde aanrakingen in de bus, de tram, het café, de discotheek of de straat. Op het werk. Een aantal van hen werd aangerand of verkracht.

Een hand op je kont in een overvolle tram of trein die daar veel te lang blijft liggen om ‘toevallig’ te zijn. Een brutale hand tussen je benen in een station, ’s avonds laat. Een man die je tegemoet komt op het voetpad in de zomer en die ongegeneerd in je borsten nijpt en verder loopt. Een ex voor wie je lichaam een verworven recht is en zijn tong in je mond propt, lang nadat het uit is. De ‘vriend’ waar je om 3 uur ’s nachts aanbelt omdat er nog licht brandt en die dat dan maar als een uitnodiging ziet om onder je blouse te friemelen zodat je letterlijk dat huis uit moet vluchten.

Mannen, goedbedoelende mannen, mannen die het nooit in hun hoofd zouden halen om een vrouw ongewild aan te raken, reageren dikwijls met zeer groot ongeloof. ‘Waar?, vragen ze. ‘Waar gebeurt dat?’. ‘En met wie? Wie is het overkomen, toon ze mij, al die meisjes en die vrouwen’.

En dan zetten vrouwen hun stekels op. ‘Wat is het, geloof je mij niet misschien?’. Waarop hij weer: ‘Maar jawel, maar ik heb het nog nooit zien gebeuren. En ik heb er ook nog nooit een vrouw over horen klagen.’ ‘Aha’, zegt zij dan. ‘Ge wilt het niet zien hé!’ Op het einde van het gesprek ieder terug de loopgraven in, gekwetst. En geen millimeter nader tot elkaar.

Jij zegt: ‘Waarom heb je niet geroepen? Waarom heb je je knie niet tussen zijn benen geplant? Waarom heb je hem geen lap rond zijn oren gegeven? ‘. Zij hoort: ‘Zie je wel dat het je eigen schuld is!’. Ik zeg niet dat jij dat zegt, ik zeg dat zij dat hoort.

Ik was nog student toen in een niet eens zo volle tram een man zeer dicht tegen me aan kwam staan. Ik schoof op, omdat ik dacht dat hij geen plaats had. Hij schoof mee op en schurkte zich ongegeneerd tegen me aan. Ik kon bijna niet bevatten wat er aan het gebeuren was, laat staan dat ik de tegenwoordigheid van geest had op één of andere manier hulp te zoeken. Niemand in de tram keek nog maar op of zei iets. Ik wilde gewoon weg. Weg. Ik ben afgestapt aan de volgende halte, en ik denk niet dat ik er over heb gesproken met iemand. Ik was beschaamd en ik voelde mij schuldig omdat ik het had LATEN gebeuren.

Maar wij zullen moeten stoppen met zwijgen, hoe moeilijk dat ook is. Of moet ik wachten tot mijn dochter ook jaren na datum met zo’n verhalen thuiskomt?

Zij moeten weten dat als we de moed vinden om het te vertellen we dan nood hebben aan een luisterend oor, een begripvolle blik en een arm om onze schouder. Dat vragen als ‘waarom heb je niet geroepen?, waarom heb je niet zus of zo?’ in onze oren klinken als ‘het is je eigen schuld’, en geloof me: het schuldgevoel wordt bij ons in na zo’n voorval met truckladingen tegelijkertijd aangevoerd.

Wij moeten duidelijk maken dat wat voor hen een geintje is, voor ons intimiderend kan overkomen. Een auto met 4 mannen die vertraagt in een donkere straat om te vragen waar we ons heen begeven op dit uur van de nacht bijvoorbeeld. Voor een vrouw is het gespannen afwachten, je telefoon al klaar houden of zonder opkijken flink doorstappen en er vanaf komen met een paar scheldwoorden. In het beste geval.

Wij kunnen leren hoe we ons beter kunnen verdedigen, hoe we ons assertiever kunnen opstellen, hoe we verhaal kunnen halen. Zij kunnen ons helpen door hun vrienden, hun collega’s, hun vrienden en hun familieleden aan te spreken op hun gedrag. Niet éénmaal, maar elke keer het nodig is.

Seksuele intimidatie is een zaak van vrouwen en van mannen. De oplossing dus ook.

 

Read Full Post »

Fuck the system?

Nippend aan exquise champagne bespreken de dames en de heren van het geld en dus de macht hun volgende zet.

– Ik heb een idee, zegt de Grapjas van de bende plots. Als we nu Léopold eens laten verklaren dat hij eigenlijk geen bankier is en van heel dat gedoe geen knijt afwist. Zou dat geen billenkletser zijn?

– Maar allez, Jean-Paul, (Gravin x van y tot z is aan het woord nu), zijt gij nu helemaal betoeterd? Dat is er helemaal over! Als we dat bekend maken, dan staat in geen tijd de hele natie in rep en in roer. Het plebs zal op straat komen en ons komen zoeken!

–  Waarde vriendin, riposteert Grapjas, met alle respect, maar het volk dat doet juist niets. Die sukkels peinzen immers dat het de Walen zijn die de bron zijn van alle kwaad. Onze Bart, die doet dat goed. Een beetje latente spanningen opkloppen en als heel de bende dolgedraaid is een paar simpele pseudo-oplossingen voorstellen. Daarmee hebt ge dus altijd prijs hé. De oude recepten zijn blijkbaar nog niet aan falen toe.

– Jean-Paul, maar toch. Ik maak mij ongerust. Gij doet alsof dat allemaal maar een spelleke is, en ik geef toe: we hebben al veel plezier gehad, maar dat zal allemaal niet blijven passeren hé. Komaan, wat hebben we hen allemaal gelapt ondertussen? Heel dat spel met die banken, om te beginnen. We laten die keihard op hun bek gaan, passeren zelf langs de kassa en laten uiteindelijk de staat de meubels redden.

– Hahaha, hikt Jean-Paul de Grapjes en verslikt zich bijna in zijn champagne, de staat. Het enige dat we doen is de staat schofferen op elke mogelijke manier en op het moment dat we alles naar de kloten hebben geholpen kunnen we niet rap genoeg ons handje ophouden. En die onnozelaars geven ons dan nog geld ook hé!!

– Zwijg toch, Jean-Paul. Subiet vliegen we in de bak! Met al ons gesjoemel.

– Ach, lieve vriendin, met alle égards, maar wat bazelt gij nu toch? Ten eerste: wij sjoemelen niet, wij laten onze fiscale adviseurs onze boekhouding optimaliseren. Ten tweede: onze lobbyisten zorgen er wel voor dat onze mannetjes in de administratie en de kabinetten de wetten op onze maat schrijven. Of zegt de term ‘notionele interestaftrek’ u niets misschien? Ten derde: in het geval we misschien toch eventjes afwijken van het pad der legaliteit, laat het dan over aan uw advocaten om de zaak zo lang te rekken dat een overijverige ambtenaar op financieën niet anders kan dan u een minnelijke schikking voorstellen. Ik verzeker het u, ge zult die met de glimlach betalen.

– Ach, ge hebt weer eens gelijk. Voor zover ik weet is heeft er nog niemand van heel onze bankiersbende nog maar 1 minuut in de gevangenis doorgebracht.

– Natuurlijk heb ik gelijk, vriendin van mij. (Troostende arm rond de schouder). Niet alleen heeft nog niemand van ons een minuut tussen vier muren gezeten, er is zelfs nog niet 1 wezenlijke maatregel gestemd om ons doen en laten aan banden te leggen. We doen eigenlijk gewoon voort zoals we er zin in hebben.

– Wat je zegt, Jean-Paul. (Schenkt zich nog eens in). Volgens mijn private banker ben ik rijker dan ooit. Knap jongmens trouwens, die private banker van me. Ik denk dat ik hem maar eens vraag voor een eenvoudige lunch in de Comme Chez Soi … Maar toch … Wat mij enigszins zwaar valt, dat zijn die arme luizen die uit hun appartement gezet worden en zich dan van de zevende verdieping naar beneden storten. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat wij daar een beetje verantwoordelijkheid dragen. We hebben toch met onze banken een beetje die crisis veroorzaakt, en nu drijven diezelfde banken die arme drommels die door ons zonder werk zitten en hun aflossingen niet meer kunnen betalen hun schamele woonst uit. Betalen die mensen nu geen twee keer?

– Ach, doe nu niet of ge last krijgt van uw geweten, gravin. (Enige ergernis in de stem). Schrijf een paar duizenden euro’s over op de rekening van één of ander goed doel, brei wat mutskes voor de kindjes van de daklozen of neem deel aan een liefdadigheidsdiner … Daar voelt ge u snel beter van. Ga gerust eens winkelen met mijn Black Card en steek u eens in het nieuw.

Read Full Post »

Een hardwerkende Vlaming.

Ik kan er mij best wel iets bij voorstellen, bij zo’n hardwerkende Vlaming. Werkt van maandagmorgen vroeg tot vrijdagavond laat, en smijt er nog een paar onbetaalde overuren bij, omdat al de rest dat ook doet. Rijdt gelukkig wel op kosten van de baas, en ziet er dus geen graten in om tijdens het weekend de hele familie in te laden om 150 km heen naar een outletshoppingwalhalla te karren. Rondjes toeren op zoek naar een parking. En dan 150 km terug, de wagen volgeladen met oudewijvenbrol. Vloeken op de file.

In de tijd dat ik van interimjob naar interimjob zwierf kwam ik ooit terecht op de afdeling productieplanning van een Amerikaans kledingmerk. Ik moest artikelnummers aanmaken en barcodes genereren. Niemand durfde naar huis gaan om kwart over vijf, want dat ‘werd niet gedaan’. Ik probeerde mijn werk zo traag mogelijk te doen, want er zijn maar zoveel artikelen natuurlijk. Zevendertig malen de Europese prijslijsten controleren was anders ook een optie. In de traphal telefoneren met mijn lief.

Ik heb nachtwerk gedaan, ik heb de benen van onder mijn lijf gelopen in de horeca. Ik ben secretaresse geweest en ik moest elke middag de boterhammetjes van mijn bazin smeren. Ik werkte elke dag onafgebroken van 9h tot half zeven en verdiende 32.000 frank. Dat was in 1997 en is omgerekend nog geen 800 euro. Omdat mijn bazin een oplichter was en op een dag met de noorderzon verdween moest ik langer dan een jaar wachten op een deel van mijn loon, ontslagpremie, enkel en dubbel vakantiegeld. Van het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen kreeg ik alles samen 30.000 frank of zo. Ik heb meerdere malen de hel van de callcenters overleefd. Ik heb de directrice van zo’n boîte het personeel horen verbieden om in de voormiddag naar de WC te gaan, omdat er anders te veel telefoontjes gemist werden. Omdat ik dacht in Brussel meer te kunnen verdienen, ben ik voor dag en dauw opgestaan, sleurde een half slapende kleuter het bed uit en sommeerde haar naar school. Minstens 3 x in de week moest ik dan iemand anders vragen om haar van de opvang te halen omdat ik er door de file zelf niet geraakte. Volledig opgenaaid thuiskomen, eten maken, kind in bad, kind voorlezen, kind in bed.

Waarschijnlijk was ik toen een hardwerkende Vlaming. Ik moest toen zwaar onderhandelen om een loon van zegge en schrijve 1.250 € op mijn bankrekening te zien verschijnen. En dan nog werd mij het gevoel gegeven dat ik door mijn exorbitante looneisen het bedrijf in kwestie persoonlijk naar de knoppen hielp.

Nu werk ik drie dagen in de week. Daar verdien ik meer mee dan toen ik vroeger nog full-time van hot naar her stuiterde. De andere dagen doe ik ‘niets’, zoals dweilen, of de administratie. Of ik schrijf. Of ik werk voor een klant, als zelfstandige in bijberoep. Ik ben al lang geen hardwerkende Vlaming meer. Ik heb geen eigen auto en geen eigen huis. Wel een pensioenspaarplan. Dat is overigens redelijk lachwekkend, dat pensioenspaarplan, want er is veel kans dat de bank waar ik dat geld bij onderbreng het uiteindelijk reduceert tot een waardeloze hoop papier en in ruil daarvoor de grote baas beloont met een hoop miljoenen euro’s.

Wie een hard werkende Vlaming wil zijn, die doet maar. Ik heb het wel gehad. Rijk word je niet van al dat harde werk. Gelukkig was ik ook al niet.

Fuck the system, before it fucks you.

Read Full Post »

Kuch.

Allez, vandaag nog maar eens naar de specialist geweest. Omdat ik nu dus al een maand of 4, 5 last heb van een hardnekkige droge prikkelhoest en pijn in mijn rechterlong. Zolang ik cortisone neem (Symbicort) hou ik dat hoesten onder controle, maar ik kan het me niet meer permitteren om zonder de deur uit te gaan. Een week of twee geleden was ik volledig van de kaart: moe, vreselijk veel hoofdpijn en dan en passant ook nog eens enorm veel keelpijn. De huisdokter schreef me twee weken rust voor, en die heb ik meer dan nodig gehad.

De symptomen doen een beetje aan astma denken (hoesten en niet het gevoel hebben dat je vrij kunt ademen), maar mijn longfunctietesten zijn eigenlijk veel te goed om die diagnose te bevestigen. Op de röntgenfoto’s is niets te zien, geen zwellingen, geen water, geen andere rare dingen. Allergieën: getest. En rarara – een zeer lichte allergische reactie op huisstofmijt en verder niets. Allergiewaarde in het bloed is blijkbaar ook erg ok. Dan maar onder de scanner. Nuchter moest ik zijn daarvoor en ik wist eerst niet waarom. Blijkbaar heeft dat te maken met de contrastvloeistof die ze moeten inspuiten voor een thoraxscan waar je dan eventueel allergisch op zou kunnen reageren. Enfin, de gewone raadselen der medische wetenschap waar een leek als ik niet echt wijs uit raakt. Wel een vreemde gewaarwording, zo’n scan laten nemen. Dat spel zoemt en schuift en maakt allerlei rare geluiden, je moet je armen omhoog doen, omlaag doen en ineens wordt het dan overal warm door die contrastvloeistof.

Omdat de madame van de longen er niet meer aan uit raakte, ging ik vandaag langs bij de neus-, keel- & orenspecialist. Ze had op die scan immers een kleine cyste gezien in de sinus van de rechterwang en veronderstelde dat de etter daarvan in mijn longen liep en dat hoesten veroorzaakte. Nu ja, ik had wel de indruk dat ze wel blij was dat ze de zaak kon doorschuiven en eigenlijk hoopte ze dat alles ‘vanzelf’ zou overgaan.

Vaststelling: specialist NKO vraagt voor een consult 15 € minder dan die longspecialist. Qué? En ook wel: how come? Om jezelf maar niet af te vragen: waarom?

Verder: hemelsbreed verschil van aanpak. Longspecialist: goedkombinnenmadamezetunekeer en watishetprobleem? Schrijf, schrijf, schrijf, ennugaanweditrapeenstesten en dan gaanwedatnognekeerbekijken en hophophop … Enfin, ik raakte al buiten adem door haar nog maar bezig te zien. Om te weten wat haar diagnose nu eigenlijk was, moest ik verdomme naar mijn eigen huisdokter gaan die het mij eens rustig allemaal op een rijtje zette. En ondertussen maar Symbicort puffen.

Vandaag: iemand die rustig luistert naar uw probleem. Die nadenkt en tot de conclusie komt dat de piste van de cyste nergens op slaat. Die rustig de resultaten van het bloedonderzoek overloopt en bespreekt in plaats van te zeggen ‘tisallemaalinorde’ en u een uitprint ervan in uw handen draait. Die uiteindelijk wel een darm met een lichtje eraan door uw neus steekt om langs daar in uw keel te kijken om dan te constateren dat uw stembanden lichtjes geïrriteerd zijn wat eventueel zou kunnen wijzen op reflux.

Soit, ik krijg nu dus pillen tegen de reflux, ik mag stoppen met die Nasonex en vrijdag bellen om te zien of bijkomend onderzoek naar het functioneren van mijn schildklier iets heeft opgeleverd.

Stel u voor dat die refluxpillen helpen. En dat ik zou stoppen met hoesten. En dat ik terug zou kunnen gaan lopen en alles!

Read Full Post »

Met J.M.H. Berckmans in gedachten. 

Dat we naar de kloten gaan, naar de haaien. De kabeljauwskelder, ware het niet dat de kabeljauw tegenwoordig stukken van mensen kost en ge dus als arme luis niet meer moet proberen om in die kelder binnen te geraken. De mannen van de loge zitten er al, en van de Rotary, de Rotaract, de Lions club en die rijke stinkerds van De Warande. Dat er quasi geen kabeljauw meer is, dat is dus het bewijs dat we naar de kloten gaan, naar de haaien. Of moet ik hier nog eens het blokje rond lopen misschien?

Weet ge wat het is, ik zal u zeggen wat het is, dan zult ge weten wat het is. Het is dat we nooit nog voor een ander iets doen. Ah nee, want we zijn zelf allemaal veel en veel te speciaal geworden. Gaat gij tegenwoordig nog eens aan de schoolpoort staan en luistert gij eens naar al die namen van die speciale kindjes. Billie-Jean en Billie-Bob en Billie-kust-mijn-kloten-godverdomme. En Pixie en Trixie en Tita fucking tovenaar en Storm en Winter en Zomer en Lente en voor mij een pizza Quattro Stagioni alstublieft. En de mama’s en de papa’s zeggen aan die kindjes: ONTPLOOI u nu toch eens en ontwikkel ne keer al uw talentjes want gij zijt de beste en de schoonste en mooiste en gij gaat rijk worden en beroemd worden en gij gaat kanker de wereld uit helpen. Gij, mijn kleine individuutje, gij kunt alles worden en gij zult zeeën kunnen splijten en waar gij hebt gestapt bloeien duizend bloemen.

Want het individu is het alfa en het individu is het omega en het individu is de maat van alle dingen. En wat gij wilt is het evangelie en wat gij wilt dat moet direct en ook liefst onmiddellijk en vlug een beetje. En uit de weg, gij gehandicapte, gij arme drommel en lig niet in mijn weg te stinken in het metrostation terwijl ik op weg ben naar mijn bankier of ik schop u dood. En gij daar, zwanger vrouwmens met nog een buggy met nog een koter in, gij moet vooral niet peinzen dat ik u ne keer zal helpen als gij daar staat te sukkelen. Ik heb mijn koptelefoon op en ik hoor u niet en ik zie u niet en daarbij, gij had gij maar rapper moeten zijn.

Ik moet, ik wil, ik ga en ik zal, en na mij de zondvloed. En ge moet gij vooral niet peinzen dat ik mij zal verexcuseren voor dit of dat of ’t dees of ’t geen en hier en ginder. Wat zegt ge? Een groter goed, een groter geheel, helemaal buiten mij om? Goed zot zijt ge, zeg dat ik het u gezegd heb. Mijn auto, mijn geld, mijn vakantie, mijn vrijheid om gelijk een onnozelaar in de file te staan. En dat ik aan u niets moet geven en dat ik aan u niets te verantwoorden heb. Dat het enige dat telt mijn winst is en mijn ROI en mijn bonus en mijn dik vet huis.

’t Is pakken wat ge pakken kunt, en vreten voor ge opgegeten wordt en de mens is nen hond die den andere hond opvreet gelijk een lekker hapje. En als gij lief wilt zijn en aardig en goed, dan moet ge dat maar doen in uwen eigen tijd. (En val er een ander niet mee lastig).

Read Full Post »

Rode wijn.

De dagen worden langer, daar aan de andere kant van de wereld. Mijn zus post foto’s van plaatsen waar ik vorig jaar was en ziet haar zomer naderen. Ik mis haar.

Onuitstaanbaar is ze. Koppig, asociaal en grofgebekt. Altijd moet ze gelijk hebben, zonder uitzondering. Ze kan 1 wenkbrauw tegelijk optrekken, zodat ze nog meer minachting in haar blik kan leggen dan gewoonlijk. Ze is mijn kleine zus, ons kakkernest. Eerst heeft ze mijn ouders tot wanhoop gedreven, daarna het lerarenkorps van twee scholen. Vervolgens een stuk of wat werkgevers. In de tussentijd vertrok ze naar Frans Guyana, waar ze in de jungle aldaar op zoek ging naar onbekende indianenstammen. In het midden van die zoektocht kreeg ze een gigantische ruzie met haar vriendje, en die verdomde indianen lieten zich ook al niet vinden. Zo blut als een otter woonde ze weken in de buurt van Cayenne in een container. Toen kreeg ik een brief: of ik eens aan ons moeder kon vragen of die misschien een ticket terug naar België kon betalen. Zonder veel plichtplegingen werd de verloren dochter terug in de armen gesloten. Maanden aan een stuk deed ze het ene luizenjobje na het andere om mijn ouders te kunnen terug betalen.

In 1999 vertrok ze naar Ierland, gelokt door het gebrul van de Keltische tijger en de hoop dat ze daar niet of minder zou worden beoordeeld op haar gebrek aan diploma. Ryanair had een paar jaar goede klanten aan onze familie.

In 2008 was het oude liefde die haar lokte. Ze ging zo ver weg, dat verder gaan terugkeren is. Drie jaar zag ik haar niet, hoorde haar sporadisch. Sinds vorig jaar weet ik hoe ze woont en welke weg ze elke dag neemt naar de ferry om naar haar werk te gaan. Ik heb vrienden van haar ontmoet en haar schoonmoeder. Ik vraag me af wat er in haar moestuintje groeit (jaja, de wildebras van vroeger houdt zich nu bezig met groensels kweken). Ik ben in haar supermarkt geweest en ik heb doodsangsten uitgestaan in de passagierszetel van haar auto.

Sinds een paar weken droom ik geregeld van Nieuw-Zeeland en word ik wakker met het verlangen om daar te zijn. Gewoon, om te babbelen met haar en ze nog eens vast te pakken. Om te ondervinden of ze nu al beter kan rijden, of dat vertrekken van op een kleine helling met haar nog altijd een kwestie is van stilvallen, herstarten en dan met gierende banden de straat op te scheuren. Om nog eens een avond bij een glas wijn te zeveren en twee uur later te denken ‘laat maar’ als ze weer eens zo nodig moet denken dat zij altijd juist is en de rest van de wereld verkeerd. Om te giechelen gelijk twee kleine meiskes als we Hollanders Engels horen klappen.

Om maar te zeggen: het duurt vast geen 5 jaar meer, voor de berg nog eens naar Mohammed trekt.

Read Full Post »

In den beginne was er de Ondernemer en de welvaart was bij de Ondernemer, en de Ondernemer was welvaart. En de Ondernemer sprak: laat er welvaart zijn en er wàs welvaart.

En op de eerste dag schiep de Ondernemer de markt en het geld. En er werd gekocht en geruild en de eerste charlatans doken op.

En op de tweede dag schiep de Ondernemer banken en wissels en waardepapieren en de lening en de afbetaling, zodat er nog meer gekocht en verkocht kon worden. En de Ondernemer leerde de consumenten kopen op krediet en inde woekerrentes, zodat hij rijk werd.

En op de derde dag schiep de Ondernemer een belangenorganisatie en hij liet die leiden door zijn eniggeboren Zoon met de lippen die vrouwen in het hele land deden verlangen naar fluwelen kussen en een muntjesfrisse adem. En de belangenorganisatie droeg het Ondernemersevangelie uit en preekte in de straten en op de pleinen en op de televisie en de radio. Voorwaar, ik zeg U, wat goed is voor de Ondernemer is goed voor allen. Want koopt en eet, en gij zult vrij zijn. En koopt en drinkt, en geeft cadeau’s met Kerstmis en Nieuwjaar en Valentijn en Pasen en Pinksteren en vergeet ook de Communies niet en Moederdag en Vaderdag en we smijten er op het einde van het jaar ook nog een Halloween tegenaan voordat we Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten op uw allen loslaten. Want zij die consumeren, zo zeg ik u, hen behoort het rijk der tevredenen toe.

En op de vierde dag schiep de Ondernemer de reclame en advertenties en spaarzegels en klantenkaarten en de solden en de sperperiode.

En op de vijfde dag schiep de Ondernemer de pop-up store waar hij brol van jaren geleden kon verkopen tegen veel te hoge prijzen.

En op de 6de dag schiep Hij de shoppingcentra en de beurzen. En Hij zag hoe zijn consumenten op zondag daarheen gingen om de tristesse van hun eenzame huwelijken te vergeten, en de grillen van hun kinderen te stillen met Luikse wafels, giftig roze suikerspinnen, slappe hotdogs, smakeloze hamburgers, softijsjes wemelend van bacterieën, mierzoete nepkoffies en frieten uit gebakken lucht. In naam van de consumptie en de gezelligheid waanden ze hun leven incompleet zonder geurkaarsen, gestileerde peper- en zoutvaten, gepolierde halfedelstenen, sierkussens, Bongobons voor belevingsweekends, handzeep met drukpompjes, fluogroene onderleggers, kaasschaven, plaids uit polyester, servetringen, LED-schermen, tabletcomputers, slimme telefoons, 40 verschillende kleuren nagellak, sushimatjes, aperitiefglaasjes, cocktailprikkers, tapaslepeltjes, een steengrill en een fonduestel en een raclettetoestand.

Hij zag hoe mensen als ijverige rijen mieren aanschoven aan de afrit wachtend op een plaatsje op een uitgestrekte parking van een winkelcomplex en hoe ze elkaar net niet de kop insloegen op het moment dat een rivaliserende auto hun plaatsje dreigde in te pikken. Er wordt slenterend en zuchtend 500 meter overbrugd naar de belevingswinkel. Muzak zoemt uit de luidsprekers en stompt de zintuigen verder af.

En op  de 7de dag wilde de Ondernemer zich te rusten leggen en naar het voetbal kijken. Maar Hij zag hoe heel zijn systeem rammelde en piepte en kraakte in al zijn voegen, hoe de luchtkastelen met stratosferische fundamenten weggevaagd dreigden te worden door turbulentie op hoog niveau. Hij verstond er geen kloten meer van, van al die aandelen, call opties, put opties, effecten, obligaties, kasbons, warrants, futures, coupons, bonds, naked shorts, swaps en forwards. De markt was ‘de markten’ geworden, een systeem als een Hydra. Gulzig slokt de slang haar eigen staart naar binnen.

Het water loopt steeds sneller naar de zee, en zij die al veel hadden werd veel gegeven. En zij die weinig hadden werd nog meer afgenomen. Want hoewel hij zich trots op de borst als Ondernemer klopte, in de ogen van de mastodonten was hij een kleine garnaal. Zij, met hun holdings en banken en lobbymannen en advocaten en juristen en fiscalisten en accountants en boekhouders en hun controllers. Met hun notionele intrestaftrek en risicokapitalen en investeringssubsidies en wetten en decreten en verordeningen op hun maat gemaakt.

En zij bleven buiten schot, terwijl Hij, de Ondernemer werd geplaagd en gepest en belast en uitgeperst als een limoen op weg naar een  Mojito. En hij klaagde steen en been en merg en pijp en huilde zich de ogen uit en de portefeuille leeg omdat hij zich van vijand had vergist.

Read Full Post »

Oh, wat haat ik haar, onze Paris Hilton van de Lage Landen. En als u denkt dat ik het woord ‘haat’ gebruik om een milde ergernis te bedoelen, dan heeft u het mis. Ergernis, dat is wat ik voel als de caissière van Delhaize zich nog maar eens vergist bij het inscannen van mijn boodschappen of de klant voor mij vergat zijn bananen te wegen.

Ik haat haar nasale stemgeluid, haar lelijke accent, haar visblauwe ogen. Haar domheid, haar banaliteit, haar emotionele achterlijkheid. Het dwaze kindvrouwtje dat ze speelt. Een karikatuur van een karikatuur. Ze draagt schoenen van Louboutin. Van wie? Van een omhooggevallen designer die schoenen ontwerpt die vooral in de smaak vallen van call-girls van het duurdere soort en vrouwen van voetballers. Ze kosten een half maandloon maar ze hebben een rode zool. This one goes to eleven.

Maar het  meest van al haat ik het forum dat ze krijgt om haar overbodigheid te etaleren. Het lijkt niet uit te maken op welke dag ik langs de televisiekanalen zap, vroeg of laat is daar het moment waarop ze het scherm overneemt. Ze gaat naar Disneyland Parijs en ze is kei-zenuwachtig voor een ontmoeting met een figuur gestoken in een Mickey Mouse pak. Ze oefent met haar man voor een spelletje Pictionary en kan later niet tegen haar verlies.

Er wordt over haar geschreven, bericht, gemeld. Ze brengt een boek uit, een kerstsingle, parfum, waspoeder. Je kunt naar haar verjaardagsfeest voor 295 €. Je kunt iets winnen door haar te imiteren.

Blauw en groen van nijdigheid sla ik uit als ik bedenk hoeveel werkelijk getalenteerde mensen het moeten doen met een fractie van de aandacht die haar te beurt valt. Schrijvers, dichters, schilders, muzikanten, ontwerpers, filmmakers. Om hun rekeningen te betalen rijden ze met een taxi of ze werken in een callcenter. Anderen werken tegen een belachelijk laag loon en van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de audio-visuele sector. Hun liefde voor hun kunst wordt uitgebuit door de geldwolven aan de top, want die weten: voor elk luizig baantje staan er tientallen jongmensen gretig te trappelen.

Het merendeel van dit talent moet het stellen zonder sponsors, zonder lucratieve contracten, zonder airplay, zonder uitgever, zonder interviews en zonder besprekingen. Het enige wat ze hebben is hun talent en hun geloof erin, de schouderklopjes van wie hen kent. Ze spelen in lawaaierige kroegen of in zaaltjes achteraf en krijgen daarvoor 2 drankbonnetjes in ruil. Ze hebben meer talent in hun kleine teen dan die del uit Beverly Hills in heel haar familie.

Read Full Post »