Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for november, 2011

Des Filles en Noir.

Jean-Paul Civeyrac. De kans is groot dat u zegt ‘Jean-Paul Oui’? Dat is niet eens erg. Civeyrac is op dit moment blijkbaar enkel bekend bij een enorm cinefiel publiek, en zijn films mogen dan wel getoond worden op filmfestivals over heel de wereld, de arthouse cinema’s hier programmeren zijn werk quasi nooit. Zo blijft men dus een nobele onbekende.

Dat ik maandag wel kon kennis maken met zijn laatste prent ‘Des filles en noir’, komt omdat ik sinds een paar weken nogal zot ben van KASK-cinema: voor 5 € zie ik in een klein, knus filmzaaltje op wandelafstand van mijn huis een fijne film, in het gezelschap van een handvol studenten. Er wordt geen cola geslurpt uit plastieken bekers, je hoort nergens het knisperen van zakken chips die worden opengetrokken en oh wonder!, iedereen blijft zitten tijdens de aftiteling. Liefhebbers van stilte in de zaal en goede films weten dus waar ze moeten zijn!

Des filles en noir dus. Een psychologisch drama rond twee tienermeisjes die een zelfmoordpact sluiten, daar komt het kort gezegd op neer. De enige regisseur die ik ken die er ongelooflijk goed in slaagt om de leefwereld, de drijfveren en de dramatiek die tieners of jonge adolescenten eigen is neer te zetten is Gus Van Sant. Nu ik Civeyrac ken, weet ik dat er op zijn minst twee zijn die het kunnen. Ik weet niet hoe ze het doen, maar bij zowel Van Sant als bij Civeyrac is de herkenning ongelooflijk groot. Ik vergeet dat eigenlijk altijd een beetje, hoe rot de wereld er wel niet uitziet zo tussen je 14de en je 18de. Hoe gevoelig je bent voor alles wat naar hypocrisie ruikt en hoe je elke zin tot nuance en relativering afwijst. Wat een worsteling dat eigenlijk is, dat opbouwen van een eigen identiteit en welke attributen die je daarvoor nodig hebt.

Ik denk dat het vooral te maken heeft met een open geest, en hoe je tieners op zo’n manier benadert dat ze je vertrouwen en zich blootgeven. Het zou ook kunnen dat beide regisseurs zelf nog altijd tieners zijn in een ondertussen volwassen lichaam, of dat ze de teenage-angst nooit helemaal van zich hebben afgeschud. Zelf zou ik het in elk geval niet kunnen, want ondertussen vind ik getormenteerde tieners redelijk verschrikkelijke mensen. Niet dat ik niet versta dat al die aanstellerij in hun ogen nodig is en dat ze er zelf ook niet kunnen doen aan al die hormonen die elke zin voor redelijkheid aantasten, maar ik heb toch liefst dat ze het niet al te dicht bij mij in de buurt komen uithangen.

De hoofdpersonages Noémi en Priscilla (waarlijk ijzersterke vertolkingen van de onbekende Elise Lhomeau en Léa Tissier) zijn dus twee jonge en onbegrepen adolescenten van het soort dat het ergst op de zenuwen werkt: geëxalteerde gothicmeisjes (of zijn het emo’s?, ik volg die subculturen niet allemaal) die zich altijd en overal onbegrepen voelen, de goede bedoelingen van een wanhopige moeder en het voltallige lerarenkorps ten spijt. Ze provoceren, vinden geen aansluiting bij leeftijdsgenoten die ze schijnen te verachten en versterken elkaars hysterie.

Dat de meisjes me in de eerste plaats irriteren, is eigenlijk vooral een bewijs van de sterkte van de film. Het verhaal ontvouwt zich logisch en consequent, al is er hier en daar een los eindje op te merken (maar dat is detailkritiek).

Civeyrac ontpopt zich in de eerste plaats als estheet, die veel aandacht besteed aan het spel tussen licht en schaduw, mise-en-scène, cadrage, … Hij is ook één van de weinigen die nog filmt met pellicule, en niet digitaal. ‘Des Filles en Noir’ bundelt kwaliteit en intensiteit zonder dat het melodramatisch, belerend of sentimenteel wordt.

Ik weet niet of en wanneer u ooit nog de kans zult krijgen om deze film te bekijken, maar als het ervan komt: doen!

Read Full Post »

Mayonaise.

Zondagavond belandde ik met mijn dochter in een protserig etablissement met een Engelse naam vlakbij het station. Je wordt er altijd begroet door een net iets te vlotte ober, die net iets te oud is voor al dat gel in zijn haar. Achter een kamerscherm, door de waardin ongetwijfeld ‘paravang’ genoemd flikkeren ten allen tijde de lichtjes van de bingo. Wie in luttele tijd zijn maandloon wil spenderen aan die gulzige machine, doet dat liever in alle discretie. De speler in kwestie wordt zo trouwens enkel gestoord door zij die zich tussen bingo en toog naar de toiletten wringen.

Op het menu ongeïnspireerde ‘klassiekers’, vanaf de herfst opgeleukt met het obligate wildaanbod. De paar keren dat ik er al gegeten heb, omdat ik op zoek was naar een warme maaltijd in de buurt van het station, was het niet echt lekker. Pas op, niet dat het slecht was, maar het is allemaal zo gewoontjes en doordeweeks dat ik altijd het gevoel heb dat ik veel te veel moest betalen voor hetgeen het uiteindelijk maar was. Maar de brasserie in kwestie ligt nu eenmaal ongelooflijk strategisch en je bent er altijd rap binnen en buiten.

Het clienteel bestaat onveranderlijk uit een mix van toeristen die altijd lijken te denken dat ze in een echt klasse-restaurant terecht gekomen zijn en een deel kapitaalkrachtige oudjes met ofwel een collectie zware bieren voor hun neus, ofwel de filterkoffie met het obligate kannetje water. Jammer genoeg heb ik er nog nooit iemand van die generatie zien bridgen, terwijl dat eigenlijk wel zou moeten, gewoon omdat het zou passen.

Enfin, zondagavond was het dus nog eens tijd voor een min of meer snelle hap en om allerlei redenen was ‘De Landloper’ ongeveer de enige optie. Mijn dochter vraagt een portie vol-au-vent en krijgt daarbij een portie vers gesneden frietjes (onmiskenbaar pluspunt, dat is waar). De dienster vraagt of er mayonaise moet zijn. Duh! Is the pope catholic? Does a bear shit in the woods? Natuurlijk moet er bij vol-au-vent met frietjes en drie blaadjes sla mayonaise zijn. Tenzij je een restaurant in het V.K. uitbaat of zo, daar vinden ze frieten met mayonaise maar een vreemd idee. Het brave meisje brengt dus een goed gevuld potje industriële mayonaise. Dat me later in rekening gebracht wordt voor maar liefst € 1,80.

Kijk, daar krijg ik dus werkelijk het vliegend schijt van. Een goedkope truuk van de foor is het, een typische reflex van de Vlaamse middenstand om door middel van allerlei lepe slimmigheidjes de klant te gebruiken als een domme melkkoe. Ach, het zal wel ergens achteraan gestaan hebben dat een ‘supplement’ mayonaise € 1,80 kostte. Maar bij vol-au-vent of stoverij is mayonaise helemaal geen supplement, het is er in deze contreien nu eenmaal een wezenlijk onderdeel van. Het enige wat je als restauranthouder doet als je op zo’n slinkse wijze de rekening opdrijft is je klant schofferen. Je laat je voor € 1,80 kennen als een zielige slimmerik, die er niet op uit is de eter een fijne eetervaring te bezorgen, maar om hem het geld uit de zakken te kloppen.

Ik val nog liever dood van honger en dorst, dan dat ik mij nog eens in zo’n keet laat zien.

Read Full Post »

Het zal de meeste normale mensen een beetje ontgaan zijn, maar er woedt de laatste weken een verwoed debat onder dichters op het internet. Enfin, debat …

Eigenlijk is het vooral een partijtje ouderwets scheldwoordslingeren voor geletterden. Ook de literaire klasse wil zijn brood & spelen, en kijkt verkneukeld toe hoe de antagonisten elkaar als gladiatoren bekampen in de arena. De enige regel is dat er geen regels zijn: er wordt onder de gordel geslagen en de ene speler probeert de andere tot een Zidane-achtige kopstoot te verleiden door voortdurend te sissen ‘uw moeder is een hoer’.

Wie dacht dat poëten keurige mensen waren met respect voor elkaar en het métier, die is er aan voor de moeite. Wie graag wil delen in de pret: neem een kijkje op de websites van Ann De Craemer, Alphavillle en De Contrabas.

De inzet van de euhm, geanimeerde discussie is de vraag waarom poëzie niet of niet meer verkoopt. Wie het weet, die mag het zeggen.

Ik heb aan heel veel dingen een milde tot een meer uitgesproken hekel, maar slechte poëzie, dat werkt bij mij als een rode lap op een stier. En, voorwaar ik zeg het u! (opgeheven wijsvinger & priemende blik!): op internet wemelt het werkelijk van onstellend slechte poëzie. Ik word daar dus echt agressief van en die woede werk ik dan weer uit op onschuldige mensen in mijn omgeving die daar door getraumatiseerd zijn. ‘k Zweer het u maat, poëzie van ondermaatse kwaliteit is slecht voor mijn gezondheid. En weer zijn het de dilettanten (zie ook mijn vorige stukje) die de grote schuldigen zijn.

Eenvoud is bedrieglijk.

Poëzie heeft een imagoprobleem. Omdat de meeste gedichten vrij kort zijn en door de letterzetting betrekkelijk weinig woorden bevatten lijkt het ontzettend makkelijk. Je prutst wat zinnen in elkaar, je gebruikt je entertoets iets vaker dan je normaal zou doen en hop! daar staat een gedicht. Of zo denkt men er toch over, gezien het grote aantal gedrochten ik overal onder de ogen krijg. Als je dan aan zo’n bricoleur vraagt wie zijn lievelingsdichter is, en welke poëzie hij al allemaal zelf heeft gelezen, dan volgt er meestal zo’n genante stilte. Hobby-poëten, die lezen zelf geen andere gedichten, wat nochtans een conditio sine qua non is om goede poëzie te kunnen schrijven. De schrijver leest, zo simpel is het.

Kijk eens naar mijn navel!

Ann De Craemer beweert in haar column die het vuur aan de lont stak, dat poëzie een deel van haar relevantie is verloren omdat ze zich vooral focust op het innerlijke leven van de schrijvers ervan (ik parafraseer). Ik ben het daar in grote lijnen mee eens. Misschien dat het voor aanstormende jonge generaties terug verandert, maar voor de bezadigde baasjes van generatie X is engagement een redelijk vies woord. Men zoekt dus naar universaliteit binnen het scala van de eigen emotionele beleving. Daar is niets mis mee, en op zich leent poëzie zich daar uitstekend toe, maar het gevaar bestaat dat de zoveelste variatie op hetzelfde thema op een bepaald moment een beetje afgezaagd begint te klinken.

Red Deer foto's
Deze foto van Red Deer is beschikbaar gesteld door TripAdvisor

 

De allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, dat is waar poëzie op dit moment vooral voor dient. Geen wonder dus, dat in tijden waarin de individualiteit hoogtij viert, men niet meer het gevoel heeft dat zelfs een kort gedicht hard werken is. Dat het wortels moet hebben in wat voorbij is, of dat het anders totaal moet breken met elke mogelijke andere stijl. Het gaat immers om MIJN GEVOEL, mevrouwtje. En als ik het zo voel, dan is het ook juist en goed, niet waar?

Niet dus.

Een goed gedicht. 

Een goed gedicht steunt in de eerste plaats op de peilers: ritme & metrum (en daar gebruikt de dichter technieken voor zoals alliteraties, herhalingen, binnenrijmen, ….) en de treffende en/of verrassende metaforen en symbolen. Goede poëzie probeert zich te onttrekken aan de letterlijkheid van beschrijvend proza. Men zoekt naar meerdere betekenislagen.

En nogmaals: of je een gedicht dat aan bovenstaande kenmerken voldoet, apprecieert of niet, dat is persoonlijk en subjectief. En ja, als je lief je een melig gedichtje stuurt om te zeggen dat hij je graag ziet, dan mag je gerust smelten. Maar doe het alstublieft in stilte, en houd die onzin alstublieft van mijn internet.

Read Full Post »

F*ck de dilettant.

Gevoelige zieltjes, opgezwollen egootjes en mensen met een veel te uitgesproken drang naar harmonie en die van mening zijn dat we allemaal lief en vriendelijk moeten zijn tegen elkaar lezen dit beter niet. Ik heb er namelijk genoeg van.

Rhein II – Andreas Gursky. 

Vorige week of zo werd een lijstje van de ’10 duurste foto’s’ bekend gemaakt. Christie’s verkocht Rhein II van Andreas Gursky voor 3,2 miljoen €.

Het beeld in kwestie stond nog maar in de gazetten, of ze werd -tig keer gedeeld op facebook, meestal met een sneer er bij. ‘Dat kan ik ook’, was meestal de teneur. Ewel, ik geloof daar niets van. Ten eerste wordt het bewijs van het tegendeel al geleverd door het feit dat geen enkele van diegenen die beweerden dat zijzelf, hun dochter van 9 of desnoods hun gehandicapte kat ooit zo’n foto heeft gemaakt. En waarom hebben zij geen zo’n foto gemaakt? Omdat ze te blind zijn om de schoonheid van een dergelijk beeld op te merken. Een goeie fotograaf (en een goeie schrijver ten andere evenzeer) is in de eerste plaats een goeie observator. Om goede kunstzinnige foto’s te kunnen maken die het banale en het persoonlijke overstijgen, moet je je in de eerste plaats durven laten raken door wat je ziet rondom je. Je moet de schoonheid kunnen zien waar anderen overheen kijken, én je moet dat beeld ook nog weten vast te leggen.

Het is duidelijk dat zij die achteraf komen schamperen dat ‘zij en hun bomma’ dat ook kunnen, absoluut geen gevoel voor esthetiek hebben. Ze laten zich misleiden door de bedrieglijke eenvoud van het beeld. De quasi-perfecte compositie, het samenspel van de horizontale lijnen, de verschillende grijs- en groenwaarden, de beweging die uit de foto springt, …. het gaat allemaal aan hen voorbij. Ze kijken niet verder dan hun neus lang is, en ze missen dus om te beginnen al de basisvoorwaarde om geslaagde foto’s te kunnen nemen.

En dan heb ik het nog niet gehad over het ontstellend gebrek aan vakkennis dat de meeste amateurfotografen aan de dag leggen. Dat koopt een camera van 500 €, loopt 14 dagen door de stad gelijk met voornoemde camera op de buik en dat noemt zich zonder enige gêne fotograaf. Jaja, ik weet het wel, dankzij de digitale fotografie hoef je natuurlijk niets meer af te weten over het ontwikkelen van foto’s, maar dat betekent nog niet dat iedereen een getalenteerde fotograaf is. Je moet namelijk nog altijd wel iets afweten (bewuste kennis of onbewuste kennis opgedaan door ongeveer 10.000 uren te oefenen, dat maakt niet uit) over lichtinval, compositie,  perspectief, verschillende formaten van lenzen, kleurencombinaties, …. En om je foto’s wat meer karakter te geven of te perfectioneren is het ook aangewezen dat je leert werken met één of ander fotobewerkingsprogramma, dat je experimenteert met verschillende filters en resoluties, etc …

Is een mens nu verplicht om ‘Rhein II’ mooi te vinden? Nee, natuurlijk niet. Dat hangt nog altijd af van je eigen (en dus subjectieve) appreciatie. Maar je kunt niet ontkennen dat de elementen zoals compositie en kleurenpalet in deze foto waanzinnig goed zitten. Ik vind het een soort foto waar je uren naar kunt kijken, bij associëren en steeds weer nieuwe dingen in kunt ontdekken. Op dit moment leg ik vooral de link tussen het beeld en het gedicht  van Marsman, ‘Herinnering aan Holland’. (Denkend aan Holland/zie ik breede rivieren/traag door oneindig/laagland gaan, …).

Wat de gek ervoor wil betalen. 

Het is één van de fundamentele wetten van de economie, dat waarde bepaald wordt door wat de gek ervoor wil betalen. Is Rhein II 3.2 miljoen € waard? Voor mij niet, omdat mijn persoonlijke kredietlijn bij ons aller Dexia niet zo hoog is. Maar als één of andere rijke stinkerd deze originele foto in zijn living wil hangen voor dit mooie bedrag, doe gerust.

Een werk wordt niet mooier, lelijker, beter of slechter door de prijs ervan.

Read Full Post »

Omdat ik dus werkelijk niet op een nummer kon komen dat mijn complexe edoch fijne persoonlijkheid kon beschrijven (en jullie ook niet!) heb ik uiteindelijk gekozen voor ‘Nothing Really Ends’ van dEUS. Niet dat ik plots kamp met gigantisch veel overgewicht, maar naast het feit dat ik het een enorm mooi en lieftallig nummer vind, bezorgt de tekst me iedere keer een Aha-erlebnis.

The plan it wasn’t much of a plan
I just started walking
I had enough of this old town
had nothing else to do
It was one of those nights
you wonder how nobody died
we started talking

Het was mijn eerste jaar aan de universiteit, en het liep een beetje mis. Ik had al snel door dat ik het niet zou halen, onder andere omdat ik ongeveer elke dag achter de toog stond van een café in de Overpoort. Alles wat een normaal, gezond mens uit evenwicht bracht deed ik: te onregelmatig slapen, te veel drinken, te ongezond eten. Bovendien was ik ook nog eens smoorverliefd op één van mijn beste vrienden, maar die zag mij niet zitten. Ik spreek nog over de tijd dat nog niemand had gehoord van een semestersysteem of van individuele studietrajecten. Wie gebuisd was, die moest blijven zitten. Eventueel kon je op individuele basis afspraken maken met proffen over punten overdragen naar een volgend jaar, en dat heette toen nog ‘cumuleren’.

Soit, het was Paasvakantie, en ik moest eigenlijk studeren voor een vervroegd examen van Professor Vervliet (Stromingen in de Hedendaagse Literatuur). Het was drie uur in de namiddag toen ik wakker werd, en ik voelde mij slecht, treurig en ik wist met mijzelf geen blijf. Baldwin-gewijs kwam ik op het lumineuze idee om wat te gaan uitwaaien aan zee. Terwijl ik stond te liften aan de oprit van de autostrade, kwam er plots een gast opdagen die professioneler aanpakte dan ikzelf: hij had een kartonnen bordje met daarop het opschrift ‘Antwerpen’. De snuggere jongeman sprak mij aan in zijn beste Engels. Hij was een Deense of een Zweedse student die in Engeland ergens aan de unief zat en nu terug op weg was naar the homeland om zijn vriendin op te zoeken, als ik het mij goed herinner.

Toen er een auto stopte om hem richting Antwerpen te voeren, vroeg hij: ‘ga je niet mee? Dan kunnen we nog wat verder babbelen!’ In de auto praatten we verder met de chauffeur, onder andere over mentale orgasmes. (Ja, dat zijn dingen die ik mij twintig jaar na datum nog altijd herinner). Voor ik het goed en wel besefte stond ik in de regen en in de wind op een oprit rond Antwerpen, en de Deense Zweed zei dat hij wilde proberen om Amsterdam nog te bereiken die dag. Goh, waarom niet, dacht ik bij mezelf (ik was nog nooit in Amsterdam geweest hé, als dat als excuus kan tellen). Die avond strandden we in Rotterdam, en ik had het geweldige idee om in een kraakpand te gaan slapen. Dat is er nooit van gekomen omdat ik ten eerste niet wist waar er kraakpanden waren en hoe ik die moest vinden. Ten tweede: op café werden we aangesproken door een koppel Marrokanen, die na een paar uur beslisten dat ze mij wel te slapen wilden leggen. De Zweedse Deen probeerde mij dat nog uit het hoofd te praten, maar ik was moe en het vooruitzicht van een bed lokte me.

Op het appartement van die Marrokanen werden nog een paar joints opgestoken en uiteraard was er één van de twee die mij begon te bepotelen. Maar – wonder boven wonder – toen ik hem twee keer erg duidelijk maakte dat ik daar niet mee gediend was, liet hij mij met rust. ’s Morgens werd ik goed gehumeurd wakker, en de andere Marrokaan maakte koffie voor me. Hij gidste  me nog even door de stad, en toonde me de beste plek om terug naar huis te liften.

It was really one of those nights – you wonder how nobody died …

Read Full Post »

Suggesties? Om jullie op weg te helpen, zet ik wat karaktertrekjes op een rijtje:

  • Arrogant (maar dat is vooral omdat ik grote groepen mensen die ik moet begroeten of waar ik mee moet praten een beetje moeilijk te verhapstukken vind, en dan schakel ik over naar de fuck-you-all modus, dan ben ik direct klaar).
  • Bevolkingsoverschot: geen aanhanger van het algemene geloof dat er ‘te veel’ mensen op deze wereld zouden zijn. Iedereen die dat wel vindt, zou eigenlijk zijn eigen theorie in de praktijk moeten omzetten en een enkele rit hiernamaals moeten bestellen. Of zijn het altijd de anderen die te veel zijn?
  • Cynisch: sorry, ergens onderweg mijn naïviteit kwijtgeraakt.
  • Dik: wie er aan twijfelt dat ik echt een vrouw ben moet dus weten dat ik vind dat er een paar kilo’s af mogen, maar dat ik daar nu ook weer niet allerlei lekkere dingen voor wil opgeven.
  • Extreem niet evenwichtig: voor mij is de zinsnede ‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’ geschreven. Middelmaat is niet aan mij besteed.
  • Franke tote: dat is geen Duits, maar West-Vlaams voor een grote mond. Voor wie het nog niet wist.
  • Groot hart: ’t is te zeggen, ik kan niet kwaad blijven op iemand die oprecht sorry zegt.
  • Happig: ook een beetje gulzig misschien.
  • Interessant: of op zijn minst geïnteresseerd in ongeveer alles.
  • Jambers: euh, nee, liever niet. Ik heb eerder een hekel aan soortgelijke figuren die vooral zichzelf geweldig vinden.
  • Kort lontje: ik kan daar niet aan doen, dat zit bij ons in de familie. Samen met dat gebrek aan geduld.
  • Lanterfanter: kan zoals geen ander tijd verprutsen, waardoor er plots een hele week voorbij is zonder dat ik iets noemenswaardig heb gepresteerd.
  • Moeder: ik kan het iedereen aanraden, al is dat misschien voor de mannen niet zo evident.
  • Necrofiel: haha! ik had u liggen hé …
  • Open geest: want die beleeft meer, volgens de reclame. Nee, serieus, ik vind van mezelf dat ik mijn mening probeer te baseren op feiten en ik heb er ook geen probleem mee om toe te geven dat ik soms eens verkeerd zit.
  • Pinken: zoals in het gezegde ‘die is nogal bij de pinken, zeg!’.
  • Quizzer: als het voor echt geld is, dan wil ik ook echt wel winnen. En anders ook, maar dan kan ik beter doen alsof het niet geeft.
  • Rusteloos: terwijl ik toch ook graag eens op mijn gemak zit hé, zeg. Maar toch wel graag met de nodige prikkels.
  • Stomend: omdat het niet altijd ‘passioneel’ moet zijn.
  • Uiercrème: vergeet al die dure bodylotions. Koop u een pot uiercrème in de Colruyt voor nog geen 5 € en verzeker u voor het volgende semester van een streelzacht velletje.
  • Vagebond: dat wilde ik vroeger zijn, omdat ik het zo romantisch vond. Ooit een poging ondernomen om in Parijs een leven als clochard op te bouwen, maar gestrand in de rijkswachtkazerne van Kortrijk.
  • Wegwijzer: ik kan mij dus verschrikkelijk goed oriënteren. Zelfs in een vreemde stad weet ik erg goed welke richting ik uit moet lopen om terug aan het hotel te geraken.
  • Xantippe: ja, soms wel eens. Maar als je nu direct had gedaan wat ik had gezegd, dan was dat ook niet nodig geweest hé.
  • YMCA: waar ik ooit logeerde met mijn toenmalig lief, omdat de andere hotels in NY city te duur waren. Voor fans van plastic hoezen rond de matrassen, stapelbedden en back to basics zeker een must.
  • Zonderling: er zijn nogal wat mensen die mij een rare vinden. Maar dat is meestal wederzijds.

Wie dus op de hoogte is van een liedje dat bovenstaande karaktertrekjes beschrijft, laat me maar iets weten …

Read Full Post »

Tja, wat moet ik hier nu weer mee aanvangen? Ik weet niet eens wat ‘men’ van mij verwacht op dat vlak, laat staan dat ik mij aan deze mij onbekende verwachtingen zou kunnen of willen conformeren. Bovendien, ik kan ongeveer elk muziekgenre wel smaken in meerder of in mindere mate (schlagers en raggamuffin/dancehall en Level 42 niet te na gesproken). In dat opzicht ben ik – en Johan Sanctorum zal er blij om zijn – een eclectist pur sang. Net zoals de meeste mensen rondom mij wissel ik af tussen wat men ‘hoge cultuur’ en ‘lage cultuur’ noemt,

Langs de andere kant: vroeger was het wel beter. Op tekstueel gebied dan toch. Tegenwoordig is het allemaal van ‘I love you – you love me too – your eyes are blue‘. De Beatles gooiden er tenminste nog op tijd en stond een yeah-yeah-yeah tussen. Nee, maar serieus: tot diep in de jaren ’80 schreven ook de hardrockers (die toch door de rest van het muziekestablishment tot de niet zo slimme medemensen werden gerekend) poëtische teksten. Over gokken bijvoorbeeld (The Ace of Spades, van Motorhead), of over wat ze meemaakten tijdens hun verblijf aan een Zwitsers meer (Smoke on the Water, van Deep Purple). Ik vrees dat het op dat gebied verkeerd is beginnen lopen toen Stock, Aitken en Waterman zich er mee zijn gaan bemoeien.

The Dire Straits, het heeft een hele tijd geduurd voor je hardop mocht zeggen dat je daar fan van was. Voor de rockers waren ze te zacht en voor de new-wavers te mainstream. Voor de popliefhebbers dan weer te ingewikkeld vermoed ik, en de hoofdband van Marc Knopfler  heeft natuurlijk niet bijgedragen aan het hipheidsgehalte van zijn groep. Haarbanden en beenwarmers mogen dan nu weer in opmars zijn, maar in mijn wereld was dat de eerste keer in de mode rond 1982. Zowel haarband als beenwarmers verdwenen het volgende seizoen alweer in de kast, en op gevaar van onmiddellijke verbanning uit je peer group zorgde je er wel voor niet meer met die accessoires betrapt te worden.

De eerste keer dat ik kennis maakte met Dire Straits was in de turnles, toen ik in het eerste of tweede middelbaar zat. Onze lerares was nogal gek op dansen, en dat is een eufemisme. Het was de tijd van het jazzballet, Flashdance en Fame. En nu valt eindelijk mijn frank: zij zag in ons natuurlijk allemaal een West-Vlaamse versie van Leroy Johnson of Coco Hernandez! Terwijl ik maar een onhandige tiener was, met veel te grote handen en voeten en met een ontstellend gebrek aan ritmegevoel. Voor de één of andere opendeurdag had de juf besloten dat wij een dansje moesten doen op ‘Walk of Life’ van de Dire Straits. Horresco referens … Ik kwam altijd twee tellen te laat, draaide steevast naar de verkeerde kant en de blikken die de lerares mijn kant uitstuurde varieerden van medelijden (allez, hoe kun je dat nu niet kunnen?? hoorde ik haar denken) tot gefrustreerde woede (Wendy, hoe lomp kun je nu eigenlijk zijn?). En dat terwijl ik voor we de hele tijd moesten dansen in de turnles, altijd zeer goede punten had behaald voor L.O.

‘Brothers in Arms’ is trouwens verantwoordelijk voor een zeer intens autoradiomoment in mijn leven. Ik was in Bali, op reis met een vriendin. Het toerisme lag op zijn gat, door de aanslagen in 2005. Die reis had ik gewonnen, en we logeerden in een poepchique hotel met butlers die 24/7 tot onze beschikking stonden. Eén van die butlers had ons zijn vriend aangeraden om excursies te maken, omdat die beschikte over an airconditioned car. Voor ongeveer 20 € per persoon werden we dus de hele dag rondgereden van de ene bezienswaardigheid naar de andere. Nu reis ik wel graag, maar zo ver was ik nooit eerder geweest, op gezette tijden werd ik wel overvallen door een gevoel van ontheemdheid. Alsof ik ergens niet hoorde. Nu ik er zo over denk: ik reis vooral graag om terug thuis te kunnen komen.

Meestal zetten onze gidsen ons terug af aan het hotel voor het donker werd, maar die dag reden we ’s avonds nog rond in de complete duisternis. Ik leunde met mijn voorhoofd tegen het raam, en keek in het pikzwarte gat. Wie ooit op reis is geweest in een gebied waar er niet elke twee meter een verlichtingspaal staat en je niet om de haverklap hel verlichte steden op je weg aantreft, weet hoe allesomvattend die duisternis is. Bij mij is die donkerheid genoeg om me helemaal alleen op de wereld te voelen, zelfs al zit ik in gezelschap in een auto.

Als je in die omstandigheden ‘Brothers in Arms’ op de radio hoort, dan heb je wel een zakdoekje nodig hoor …

Read Full Post »