Mijn hoofd hangt achterover in de wasbak. Mijn ogen gesloten, ik voel hoe de leerling-kapster door mijn haren woelt. Met een onverwacht sterk West-Vlaamse tongval vroeg ze me daarstraks of ze de massagefunctie van mijn stoel mocht aanzetten. (Dat mocht). Traag wordt nu mijn rug gekneed door een onzichtbaar mechanisme onder het nepleer van de stoel waarop ik zit. Op hetzelfde ritme als het gekneed voel ik misselijkheid opkomen en terug wegebben. Ik denk aan La Nausée en de Engelse variant ervan, nauseous. Het is alsof ik het woord op mijn tong proef, met de vette sisklank in het midden. La Nausée. Van die woordcombinatie gaat dan weer een onbestemde dreiging uit, ietst groots dat een mens teneer drukt. Ik moet het in het Nederlands doen met misselijk, alsof het een vergissing is.
Hoofdpijn. Altijd hoofdpijn. Ik merk het pas als ik opsta en eens geen hoofdpijn heb. Virussen verschuilen zich in mijn bloed, ik voel me op en af ellendig. Ik kan niets denken en ik kan niets doen. Ik weet dat ik moet rusten. In mij ijsbeert de onrust als een leeuw in een kooi. Ik moet actief zijn, productief zijn, resultaten laten zien, niet in ijdelheid mijn dagen doorbrengen. Ik moet voortdoen, afwerken, schrijven, afwassen, dweilen, douchen, eten maken, lezen. Geld uitgeven.
Niets krijg ik gedaan, geen letter op papier. Nergens zin in, er blijft niet veel van mij over behalve woede en ergernis. De manier waarop wij behandeld worden, ons laten behandelen, zelf anderen behandelen. De kortzichtigheid, het eigenbelang, de lafheid, de principeloosheid. (Och zwijg toch. Altijd met dat zelfde gezaag).
De coiffeuse komt zelf mijn haar uitspoelen en merkt op dat ik veel haar verlies. Dat weet ik, en dat is altijd zo geweest maar haar observatie is goed wat milde paniek. Word ik kaal? Mijn haar is al zo dun. Is er iets aan te doen? Gelukkig heeft ze folders en pillen en shampoos, serums met geheimzinnige molecules die je haar dikker maken of het er toch zo laten uitzien. Uiteindelijk wint mijn aangeboren luiheid het toch en doe ik niets (behalve dan een namiddag driftig rondsurfen op zoek naar wetenschappelijk verantwoorde remedies. Eens ik begrijp dat die er zijn ben ik genoeg gerustgesteld en rust ik op mijn lauweren).
Later merk ik dat het kleuren niet zo goed gelukt is, een pluk grijs vooraan is grijs gebleven. Ach ja.
Ik ontwijk nieuws, kranten, tijdschriften omdat de inhoud mij deprimeert en quasi overal hetzelfde is. Radio verdraag ik nauwelijks nog, meestal Klara, een enkele keer Radio 1 maar dan enkel na het ochtendblok. Het is alsof ik allergisch ben geworden aan die hap-snap formats waarbij een onderwerp ten gronde behandeld moet worden in 10 minuten of minder. Soms vraag ik me af of ik gewoon in en dipje zit of er iets anders aan de hand is. (Er is niets anders aan de hand).
Er is kunst. Een boek dat je leest en dat altijd op merkwaardige wijze aansluit bij wat er in je leven speelt op dat moment.
Op zondagmorgen schuifel ik met zoveel anderen over het speciaal daarvoor donker gebeitste parket van het SMAK. Op zoek naar schoonheid en naar de troost die zij mag bieden. Er zijn dekens en verwrongen karkassen waarin je nog een half mens herkent. Het indrukwekkende paard dat ophangt in een grote ruimte en dat je zou willen strelen.
Er is angst, er is schaamte maar er is ook de belofte van tederheid en zorgen voor. (Misschien ben ik aan de beterhand).