Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for augustus, 2011

Uit wikipedia:

guilty pleasure is something one enjoys and considers pleasurable despite feeling guilt for enjoying it. The “guilt” involved is sometimes simply fear of others discovering one’s lowbrow or otherwise embarrassingtastes. Fashion, video games, music,[1] movies[2], and junk food can be examples of guilty pleasures.

Muziek dus die je goed vindt, ondanks de interne of externe smaakpolitie. Want eens je erover begint na te denken, is het bijwijlen soms griezelig hoe je jezelf dingen oplegt en hoe je je andere zaken ontzegt omdat je het niet goed of mooi mag vinden. Als tiener ben je daar natuurlijk het gevoeligst aan, je sluit je aan bij één of andere scherp gedefinieerde subcultuur en op straffe van verbanning en doodzwijgen mag je de rest van je leven enkel nog naar new-wave, punk of grunge luisteren. Wil je ook nog andere muziek goedvinden, dan doe je dat best in de beslotenheid van je tienerkamertje.

Even voor de duidelijkheid: nee ik vind dit geen ‘goed’ nummer. Dat neemt niet weg dat het wel bijzonder aanstekelijk is, en ik zet de radio altijd een flink stuk luider als ‘Ice, Ice, Baby’ nog eens wordt gedraaid. Schaamteloos, ik weet het … Toen het nummer uitkwam, begin jaren negentig, zou ik natuurlijk voor geen geld ter wereld hebben toegegeven dat ik wel van dit liedje kon genieten. Het zou gelijk gestaan hebben aan muzikale zelfmoord, mijn vrienden en klasgenoten zouden mij weggehoond hebben. Ik kan ze zelfs niet helemaal ongelijk geven. Het nummer is natuurlijk een schaamteloze rip-off van ‘Under Pressure’ van Queen en David Bowie. Veel meer dan de beroemde baslijn (die ooit tot de beste in de popgeschiedenis werd uitgeroepen) een beetje versnellen en er dan over rappen doet Vanilla Ice niet. Wat hij wel op zijn conto mag schrijven is het feit dat nu veel meer mensen het nummer van Queen en Bowie hebben ontdekt, dankzij het feit dat hij de riff gebruikte.

Van Vanilla Ice werd na ‘Ice, Ice, Baby’ nog maar weinig vernomen. Hij was dan wel een van de eerste blanke rappers, veel potten heeft hij niet gebroken. Voor de ‘echte’, voornamelijk zwarte rappers was mijnheer Vanilla Ice natuurlijk een belachelijk broekventje. De eerste, en bij mijn weten zelfs enige blanke rapper die voor zichzelf ook onder zwarten wat credibility wist op te bouwen is natuurlijk Eminem. Het levende bewijs dat anger echt wel een energy kan zijn. Hij is tegenwoordig vooral een karikatuur van zichzelf, maar ik vind de teksten van zijn Slim Shady periode nog altijd enorm grappig.

Ook de rockers hadden het niet voor Vanilla Ice, die ze maar een poseur vonden. Offspring maakte er zelfs een nummer over, namelijk ‘Pretty Fly’ (for a white guy).

Read Full Post »

’t Is allemaal de schuld van de digicorder, dat ik de laatste tijd nauwelijks nog een cinema langs de binnenkant zie. Enfin, ik zou liegen, want af en toe ga ik wel eens iets drinken in het café van de Studio Skoop, maar naar de film ga ik nog maar zelden. Af en toe scoor ik een gratis ticket voor een film, en dan ben ik achteraf over het algemeen opgelucht dat ik daarvoor niet hoefde te betalen. Ik weet het, ik ben die hyperkritische bitch from hell die nooit eens iets goed kan vinden. De laatste film die ik in de cinema zag was die Koreaanse film over die meid die een verhouding begint met haar baas. De regisseur had zijn best gedaan om het allemaal bevreemdend te maken, maar veel is er toch niet blijven hangen. Hét memorabele nieuws van die avond was dat mijn nicht zwanger was, trouwens.

Met de kinderen ben ik dan nog eens naar de voorlopig laatste in de reeks van Pirates of the Caribbean geweest. Ja, wat kun je daarover zeggen? Dat er daar enorm veel geld is tegengesmeten, en dat Johnny Depp zijn best doet, en ook nog dat Penelope Cruz een schone madame is. En verder ga ik vriendelijk blijven en vertellen dat avonturenfilms ‘niet echt mijn ding’ zijn.

Ik weet wel dat er mensen zijn die zullen protesteren en mijn zullen willen wijzen op de cinema-ervaring die toch niet te kloppen is, en dat er nu eenmaal films zijn die je in de bioscoop moet zien en niet op de TV. Dat zal inderdaad zo zijn, maar het gaat ook allemaal erg snel tegenwoordig. (Ahum. Het lijkt wel of ik oud begin te worden). Je knippert twee keer met je ogen, en de film waarvan je dacht: die wil ik wel eens zien, draait al niet meer. De ene week wordt een film gehypet, de volgende week speelt ze, en de week nadien is ze al verdwenen. Tenzij het om een echte blockbuster gaat, en die wil ik meestal niet zien.

Bovendien komen al die films ook nog eens razendsnel op televisie, en dankzij de digicorder kun je in geen tijd een aantal uitstekende films opnemen. Het enige dat je er moet bijnemen zijn de logo’s van de verschillende zenders, als olifanten zo groot, liefst nog in twee delen aan weerszijden van het scherm. Op de commerciëlere zenders dan ook nog eens te pas en te onpas allerlei pop-up achtige banners die je attent moeten maken op het programma daarna. Ze hebben daar toch iemand in dienst voor, mag ik hopen, om voor de dag te komen met allerlei ideeën om de kijkervaring zo goed mogelijk naar de kloten te helpen. In dezelfde categorie: de plotse overgang tussen de film en reclame, liefst op die momenten dat het erg spannend is.

En al dat gezaag enkel om te zeggen dat ik eerder deze week op NL3 ‘La Science des Rêves’ had opgenomen en dat ik er dus gisteren in het gezelschap van mijn dochter naar heb gekeken.

Ik had nog nooit van de film gehoord, maar ze is dus gemaakt door Michel Gondry, de regisseur van ‘Eternal Sunshine of the Spotless Mind’. Hoofdrollen voor Gael Garcia Bernal en Charlotte Gainsbourg. De naam Bernal zegt u misschien niet veel, maar dat is die jonge, Mexicaanse schone jongen die een rol speelde in Amores Perros én gestalte gaf aan Ché in The Motorcycle Diaries.

Het verhaaltje is redelijk simpel: Stéphane Miroux wordt door zijn moeder terug naar Parijs gelokt na de dood van zijn vader. Ze heeft voor hem een job versierd. De werkplek doet een beetje denken aan ‘Het Eiland’, zeker in het begin van de film. Hij neemt zijn intrek in het appartement van zijn ma, en maakt al snel kennis met zijn nieuwe buurvrouw (Stéphanie). Hij wordt verliefd op haar, en zij ziet hem ook wel zitten. Hij is echter zo onhandig in zijn doen en laten en zij denkt dat hij eigenlijk verliefd is op haar vriendin, zodat de romance niet echt van de grond komt.

Gondry speelt zoals altijd met het gegeven realiteit, fantasie en droom. Dat resulteert in groteske droomsequenties, maar even goed in enorm schattige en intieme momenten. De regisseur is erg creatief, mixt animatie-elementen in zijn film, en wisselt erg snel van de ene ‘realiteit’ naar de andere. Hij slaagt er bovendien erg goed in om Stéphane te portretteren als de ietwat naïeve, onhandige jongeman die er maar niet in slaagt Stéphanie te zeggen dat hij verliefd is op haar zonder haar tegelijkertijd te beledigen. Ook zij is bepaald niet de vlotste, wat natuurlijk betekent dat de ongemakkelijkheid tussen beide hoofdpersonages dankbaar wordt uitgebuit.

La Science des Rêves is op thematisch niveau (boy meets girl) waarschijnlijk wel een ‘vrouwenfilm’, maar ik heb het gevoel dat ook mannen de manier waarop het in beeld wordt gebracht zullen kunnen smaken. Op bepaalde momenten zat ik toch te schateren, er wordt heel veel humor gebruikt, zowel in beeld als in dialoog. Iedereen die het grillige spel van de ontluikende liefde al eens heeft gespeeld, zal zichzelf of de ander zeker herkennen op bepaalde momenten.

Wie een fan was van ‘Eternal Sunshine …’ zal ook deze film zeker smaken!

Read Full Post »

Is het de dwaze muziek zonder ziel? Een doorslagje van elektro uit de jaren ’80 toen dat soort muziek betekenis had en vernieuwing betekende. Wie heimwee heeft naar dat soort liedjes, zou ik aanraden om eens naar Nouvelle Vague te luisteren.

Het kan natuurlijk ook liggen aan het krakkemikkige Frans van La Pynoo. Als gimmick was het misschien leuk geweest voor één enkel nummertje, maar om van je eigen dwazigheid je handelsmerk te maken? Nu ik er aan denk, voor Paris Hilton en Betty (van Big Brother) is het een lucratieve zaak gebleken. Maar komaan zeg! Hoe moeilijk kan dat zijn om eens de vervoeging van ‘arrêter’ op te zoeken? Het rare is dat een paar jaar terug zowat iedere hippe vogel in katzwijm viel wanneer Vive La Fête passeerde. Misschien wel omdat Mevrouw Mommens de gewoonte had om met ingetapete borsten op het podium van jetje te geven. Naar alle waarschijnlijkheid heeft ze ook wel hele mooie borsten, en voor middelmatige of ondermaatse chanteuses is dat natuurlijk een extra troef. Haar nasale stem, daar heb ik een beetje een haat/liefde verhouding mee. Je hoort natuurlijk direct dat het stembereik van Pynoo redelijk beperkt is, maar dat nasale charmeert me soms, en andere keren erger ik me er aan.

Zelfs Karl Lagerfeld, iemand die het maken van kleren verwart met het maken van kust, was fan, indertijd. Mommens en Pynoo mochten optreden voor wat men de crème de la crème van de modewereld noemt. Niet dat ik bekend ben met ‘het wereldje’, maar aan zijn uitlatingen te merken is Lagerfeld toch in de eerste plaats een leeghoofd. Ik zou niet dood willen gevonden worden in het gezelschap van zo’n man, laat staan dat ik hem tot mijn kennissenkring zou willen rekenen.

Vive La Fête brengt vooral instantpop van slechte kwaliteit. Die productie trekt nergens op, die ‘teksten’ zijn ongetwijfeld geschreven tijdens een met alcohol of coke doordrenkte nacht zonder dat er achteraf enige zelfreflectie aan te pas kwam. Ik vermoed dat het zo ging:

Els: Danny, Danny, Danny, ik heb nog een regeltje geschreven en het rijmde. Of moet het reemde zijn?

Danny: (Denkt na. Komt tot de conclusie dat hij niet kan nadenken. Zwijgt).

Els: Het gaat zo. ‘Je dis vive la fête. Pour être héroïque’.

Danny: Ok. Aan hoeveel regeltjes zitten we nu al? (NVDR: zelf zwaar Limburgs accent erbij verzinnen). 

Els: Toch al zeker tien hoor, schatteke. En nu ga ik even de koe uitlaten.

Begrijp me niet verkeerd hé mensen, ik kan Daan bijvoorbeeld best appreciëren. Dat is ook gemakkelijke pop, maar je merkt tenminste dat er wat werk is ingekropen en dat Daan zich op zijn minst omringt met muzikanten die naam waardig. Vive La Fête is de B-A-B-E van 5 jaar geleden, waar de arty-farty crew van heel Gent en omstreken zich aan liet vangen.

Read Full Post »

Met een hoofd vol gedachten reed ik naar huis. Ja, ik ga dat doen. Nee, toch niet. Waarom niet? Waarom wel? Hoe moet ik dat zeggen aan mijn klanten? Moet ik gaan voor 4/5 en dan toch nog proberen om iets te doen voor mijn klanten? Hoeveel kan ik eigenlijk bijvragen? Gaan ze mij dat geven? Help, ik zal geen tijd meer overhouden om te schrijven! En juist nu, nu het nieuwe schooljaar weer voor de deur staat. Hoe zou Knapperd zich voelen, op dit moment? Zo raar, dat ze juist hij zich laat buitenwerken. Wat zou zijn volgende job zijn?

De radio staat op Studio Brussel, omdat er tijdens de vakantie geen Babel is op Klara. Op Radio 1 leuteren ze ofwel over sport, ofwel over politiek. Er wordt nogal lyrisch gedaan over het concert van The Foo Fighters later op de avond op Pukkelpop. Stubru mag dat blijkbaar integraal uitzenden en morgen dat van dEUS ook. De marketingmens in mij stelt zich de vraag of er nog groepen zijn die dat soort van publiciteit nog durven afslaan onder het mom van auteursrechten of andere obscure redenen.

Op facebook heb ik de hele dag de opgewekte berichtjes van de Pukkelpopgangers voorbij zien flitsen. Op de grens tussen Oost- & West-Vlaanderen, waar ik werk, is het bewolkt. Af en toe valt wat regen, daarna weer zon. Het is warm en op een bepaald moment rommelt het wat in de verte. Eén van de betere dagen van deze zomer, quoi. In Limburg schijnt dan weer de zon volop, volgens de triomfantelijke boodschappen die ik zie passeren. Een goede vriendin van me en haar lief zijn daar ook, en ik bedenk bij mezelf dat ze geluk zullen hebben met het weer.

Op het moment dat ik bijna thuis ben, zegt de presentator van dienst dat hij alarmerende berichten leest op Twitter: er zouden een aantal gewonden zijn gevallen op Pukkelpop, door het onweer. Toch even bellen, maar bij Vriendin stuit ik op het antwoordapparaat en Lief neemt niet op. Ok, ik probeer het later wel nog eens. Alhoewel. Misschien weet het Thuisfront wel iets meer. (Thuisfront is een goeie vriend van Vriendin & Lief, die ongetwijfeld op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken). Thuisfront stelt me gerust: ik heb een half uur geleden nog een sms gekregen, do not worry. Ik wil dat wel proberen, maar in mijn achterhoofd blijft er toch een stemmetje zeggen: een half uur geleden was er misschien nog niets aan de hand. Van dat onweer was er toen nog geen sprake, dus misschien is niet alles zo ok als ik wel denk.

Thuisgekomen zet ik mij achter mijn laptop, ga nog even kijken op een paar nieuwssites om te zien of daar wat meer informatie is. Probeer nog eens te bellen naar Vriendin + Lief, nog altijd niets. Ik stuur een berichtje, vraag of ze mij willen laten weten of ze ok zijn. Het is inmiddels duidelijk dat er echte gewonden zijn, de GSM-netwerken zijn overbelast. Facebook ontploft. Ik zie overal vaders, moeders, vrienden en vriendinnen die door hun status kenbaar maken dat ze zich zorgen maken, geen contact kunnen leggen met hun zonen of hun dochters. Gelukkig krijg ik op de één of andere wonderbaarlijke manier vrij snel een berichtje van Lief. Hij is ok, zij is ok, net als de andere vrienden van het groepje waar ze mee op stap zijn. Opgelucht post ik dat nieuws op een status her en der.

Plots beweert iemand dat er 6 doden zijn. Ik doe het eerst af als een wansmakelijke grap, maar er komt bevestiging. Het nieuws zou komen van de brandweer van Hasselt. Later wordt het bijgesteld, er zou ‘maar’ één dode zijn. Ondertussen is het nieuws bezig, een reporter doet verslag. Stellingen en constructies liggen tegen de grond, een boom is omgevallen. Een concerttent is vernietigd. Het wordt meer en meer duidelijk dat het echt wel menens is, en ik kan er niet aan doen dat ik wordt meegezogen in een maalstroom van emoties. Een facebookvriendin laat weten dat ze geen nieuws heeft van haar zoon, behalve dan dat zijn vrienden haar een bericht hebben gestuurd om te zeggen dat ze hem niet vinden. Ik babbel wat met haar, ze is bewonderenswaardig kalm. Misschien meer tegen zichzelf dan tegen mij zegt ze dat het geen zin heeft om naar daar te rijden. Ze zou toch maar in de weg rijden, ze wil alles vrijhouden voor de hulpdiensten. Haar lief is niet thuis, zegt ze, dus op hem kan ze zich niet afreageren. Op het prikbord van een inderhaast opgerichte facebookgroep vind ik een noodnummer dat ik haar doorgeef. Bezet. Uiteraard.

Alhoewel ik opgelucht ben dat de mensen die ik van nabij ken allemaal ongedeerd zijn, kan ik niet anders dan meeleven met al die anderen die nagelbijtend wachten. Druppelsgewijs zie ik her en der mensen melden dat hun zoon, hun dochter, hun vrienden ok zijn. Er is niemand in mijn virtuele vriendenkring die een verlies te betreuren heeft, maar de meeste mensen drukken hun medeleven uit met zij die er niet zo goed van afkomen. Normaal gezien slaag ik er meer in om afstand te nemen van dit soort nieuws, maar door het nieuws op het werk ben ik een deel van mijn weerbaarheid kwijt. De weerslag komt de volgende dag pas.

Read Full Post »

Een bewogen dag – deel 1.

Bovenal bemin één God, zo kennen we het eerste gebod. En ergens in het Nieuwe Testament (of het Oude, ik wil er vanaf zijn) staat er ook nog ergens iets over het dienen van één meester. Onderliggende gedachte is natuurlijk dat men niet tegelijkertijd aan verschillende meesters (of goden) loyaal kan zijn.

Op mijn werk zijn er drie vennoten, die elk evenveel aandelen hebben én dus evenveel te zeggen. Er is de zachtaardige, ongelooflijk intelligente knuffelbeer die verantwoordelijk is voor R&D. Hij moet er dus voor zorgen dat de software die we verkopen verder ontwikkeld wordt, en beter aansluit bij wat de klanten nodig hebben. Er is de streepjeshemd dragende verkoper die vooral aan ‘solution selling’ (woehoe!!) doet, en die in het begin van mijn carrière daar ook de marketing coördineerde. En er is de knapperd die zichzelf CEO laat noemen en die verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken. Typisch geval van midlife ook: het type dat dan plots marathons en triatlons gaat doen, rondrijdt met een LandRover (zeg nooit ‘Jeep’ tegen een LandRover!!), en in de rapte nog een nieuwe kleine maakt bij zijn nieuwe vrouw. Het is trouwens aan knapperd dat ik rapporteer.

Vorig jaar was een annus horribilis voor de boîte. Geen hond wilde nog investeren in software, geplande aankopen werden uitgesteld en het resultaat was dat nogal wat mensen (mijzelf incluis) op economische werkloosheid werden gezet. De aandeelhouders halveerden hun eigen loon. Het was alle hens aan dek dus om niet kopje onder te gaan, en de kaap van het jaareinde werd gerond zonder al te veel kleerscheuren. Er werden doelen uitgezet voor het volgende jaar, en ik stelde een marketingplan op, dat totaal niet gevolgd wordt. Na een paar maanden werd het pijnlijk duidelijk dat knapperd die het jaar voordien tot kapitein werd gebombardeerd vooral bedreven was in het laten zwalpen van het spreekwoordelijke schip. De broodnodige deals bleven uit, en er was wrevel op alle echelons.

Donderdagmorgen stapte ik het kantoor binnen, in de veronderstelling dat het een dag zou worden zoals alle andere. Er waren wat inschrijvingen voor een demosessie die er aan zit te komen, dus dat was goed. Onze gladde verkoper (niet streepjeshemd, er is nog een andere ‘sales’ die zonnebankbruin is en ook een enorme karotentrekker. Hij leeft volgens het spreekwoord ‘veel beloven en weinig geven’, en ik vraag mij serieus af of die mens eigenlijk van voor weet hoe hij van achteren leeft. Zijn IQ moet een beetje in de buurt liggen van een slimme gorilla, ergens rond de 74 dus. Echt hé!). Enfin, onze gladde verkoper die bijna nog niets verkocht heeft dit jaar beschikte weer eens over een ziektebriefje voor deze week. Rond deze vaak voorkomende ziektebriefjes fabuleert hij ook altijd van die fantastische verhalen over gescheurde ligamenten (die kerel heeft dus geen bindweefsel meer dat nog niet werd beschadigd) en deze keer over een ‘ingedeukte luchtpijp’.

De vorige week had hij weer geen ene fuck uitgestoken, en ik was mij daarover aan het opwinden. Mijn collegaatje deed vrolijk mee, tot we plots streepjeshemd zagen binnenwapperen. Dat gebeurt wel meer, maar nu was het onverwacht, want normaal gezien was streepjeshemd in verlof. Hij hoorde ons bezig, kwam ons even gelijk geven en verzekerde ons dat er ‘snel iets aan gedaan zou worden’.

Streepjeshemd, knuffelbeer en knapperd zetten zich vervolgens in de vergaderzaal voor wat blijkbaar een overleg was dat niet gepland was. Zo ver, zo goed, het gebeurt wel meer dat de heren onder elkaar wat knopen door te hakken hebben. Knapperd was bovendien een paar dagen voordien opnieuw vader geworden, dus waarschijnlijk moest er wat afgestemd worden over zijn verlof. Zo veronderstelde ik. Knapperd zag ik een paar keer op de koer ijsberen met een sigaret. Ook dat gebeurt wel meer, het valt niet altijd mee om knapperd te zijn.

Rond een uur of drie werden we allemaal samengeroepen voor een mededeling. Knapperd had ik niet meer gezien, dus ik veronderstelde dat die terug naar vrouw en vers kind was. Ik hoopte dat er zou gezegd worden dat Karotentrekker de wacht zou aangezegd worden. Ik was er eigenlijk vrij zeker van. Knuffelbeer nam het woord. Blablabla, slechte resultaten eerste half jaar. Blablabla tevredenheidsenquête onder het personeel waar rekening mee gehouden zou worden. Blablabla verschil in visie. En dat ze vandaag afscheid genomen hadden van Knapperd. Met onmiddellijke ingang. Ahum.

De collega’s keken elkaar een beetje ongelovig aan. Wie vragen had mocht ze stellen. Supernerd merkte op dat Knapperd beloofd had om op vrijdagavond te trakteren voor zijn zoon. Deze belangrijke kwestie werd even geparkeerd, zodat iedereen rustig terug aan het werk kon. Collegaatje en ik trokken ons terug in onze visbak, waar we deze onverwachte wending rustig verder konden bespreken. En alweer wapperde Streepjeshemd binnen. Of ik even kon meekomen, naar zijn bureau.

Er werd wat stroop gesmeerd en mouw geveegd (marketing onder controle, je doet dat goed, we geloven in jou). Daarna de vraag of ik het zag zitten om meer te komen (nu doe ik daar drie dagen in de week, de andere twee ga ik wat bij klanten klooien) en een deel van de sales op mij te nemen. Dat er natuurlijk nog moest gesproken worden over de terms and conditions. En dat er bij een salesfunctie uiteraard een firmawagen hoorde.

Ik kan daar niet goed tegen. Meestal ben ik blij met de gang van zaken zoals ze gaan, en probeer ik mij behoedzaam en stapje voor stapje voor te bereiden op veranderingen. Dat komt er in de praktijk op neer dat ik nadenk over hoe het anders zou kunnen gaan, en vervolgens niets doe. Ik had al gefantaseerd over meer uren en dagen doen op het reguliere werk, en niet meer bij die klanten te gaan werken. Zo interessant is het ook niet, wat ik daar doe. En het papierwerk dat ik nog in orde moest brengen, dat vond ik te moeilijk. En een eigen auto (enfin, een eigen auto + tankkaart van het werk) zou ook wel gemakkelijk zijn. En nu kreeg ik dat allemaal op een presenteerblaadje aangeboden. Gelukkig had ik nog het verstand om niet direct toe te happen, maar te beloven dat ik er over zou nadenken. Dus vertel het niet verder: ik ga dat doen hé, maar eerst mijn vel duur verkopen.

 

Read Full Post »

Vraag aan 100 mensen wie hun favoriete groep is, en 99 ervan zullen antwoorden met een band die ze goed vonden toen ze een tiener waren waren. Ik ga mij blijmoedig bij die 99% aansluiten. Voor mijn ‘groot’ lentefeest in het zesde leerjaar kreeg ik van één of andere tante een radio met een cassettespeler, zodat ik eindelijk kon luisteren naar muziek die IK leuk vond. Daarvoor heerste mijn moeder over de radio. Afwisselend luisterde ze naar BRT1 en naar BRT3 (nu Klara). We kregen dus vooral nieuws, actualiteit en klassieke muziek te slikken. De enige die deze hegemonie kon doorbreken was de kuisvrouw. Als zij kwam mocht het op Radio2, een programma met Lutgart Simoens.

Er was bij ons thuis dus zelden of nooit popmuziek te horen, en ik liep op dat vlak hopeloos achter op mijn leeftijdsgenoten. Ik wist maar via-via wie Kim Wilde was, of dat er een machtige liedjes bestonden zoals ‘I love rock’n’roll’. Mijn radiootje was dus een godsgeschenk (al had ik het dan gekregen op een lentefeest) en ik begon gretig aan een inhaalbeweging. Ik nam de top-30 op, die uitgezonden werd op BRT2. Nu is dat meer een zender voor bejaardentehuizen, maar toen was het the place to be als je geïnteresseerd was in popmuziek. Studio Brussel was nog niet uitgevonden.

Tot in het derde middelbaar ongeveer luisterde ik dus vooral naar mainstream popmuziek. Madonna, bijvoorbeeld. Daar kocht ik zelfs haar eerste album van, op cassette. De expliciete seksuele ondertoon ging een beetje aan mij voorbij, al had je natuurlijk wel een idee dat het ‘daarover’ ging. Ik herinner me de liedjes van Feargal Sharkey (A Good Heart en You Little Thief). Waarschijnlijk kan ik ze nog altijd woord voor woord meelippen. Sandra Kim won het songfestival, ik was zot van ‘J’aime la Vie’. Er werd druk gespeculeerd over de werkelijke leeftijd van het meisje. Een paar klasgenootjes waren fan van U2, en ik sloot me bij hen aan. Ik wilde erbij horen, meer dan dat ik écht fan was.

Rond mijn 15de had ik het wel gehad met die ongevaarlijke pop. Daarbij: die punkers en die new-wavers die ik op school zag rondlopen leken me stukken interessanter dan de snobs met hun Millets, Chipie-jeans, Docksides en Burlingtonkousen. En ook: ik had niet genoeg geld om mij al die merkkleren aan te schaffen, en van mijn moeder kreeg ik het niet. Exit dus Paul Young , Wham & George Michael. Enter the usual suspects: The Cure, Bowie, The Smiths, Sex Pistols, Bauhaus, Joy Division, … Iets later ook The Pixies, Virgin Prunes, en andere ‘moeilijke’ muziek.

Zoals het een tienermeisje betaamt had ik in die tijd een boezemvriendin. We trokken zoveel samen op, dat het mijn toenmalige vriendje duchtig op de zenuwen werkte. Via haar kwam ik ook in contact met Oudere Jongens, die wel eens een joint opstaken. Ze hadden lang haar en deden alsof ze échte hippies waren, twintig jaar na datum. Het leek wel alsof ze alles mochten wat ik niet mocht. Of ze deden het gewoon. Ze waren cool en ik keek geweldig naar ze op. Ik was verliefd op die met zijn lange pijpenkrullen en zijn cowboyboots. Hij zag mij niet staan, natuurlijk. New Wave vonden ze maar niets, verklaarden ze een beetje blasé. Nee, zij luisterden naar Jimi Hendrix, The Beatles, Pink Floyd en The Doors. Jimi Hendrix kon ik toen maar moeilijk smaken, maar met The Doors was het liefde op het eerste gehoor. The Beatles & Pink Floyd vind ik ook goed, en ik luister er ook nog altijd naar, maar het is van een ander niveau.

Alle studioalbums kocht ik van The Doors, ik ploos de teksten van Morrison na met een woordenboek bij de hand. Ik kocht de dichtbundels van Jim Morrison, en ik las alles wat ik te pakken kon krijgen over hem. Het ging over drugs! En seks!! En massa’s rock’n’roll!!! En hij was vroeg gestorven, wat je op je 17de het einde vindt, natuurlijk. Het is pas sinds enkele jaren dat ik die puberale romantische bril heb kunnen afzetten. Maar The Doors vind ik nog altijd steen- en steengoed!

Read Full Post »

Op deze opdracht heb ik een tijdje moeten kauwen. Ik heb niet de gewoonte om naar muziek te luisteren in bed, laat staan dat ik een soort favoriet nummer heb om in slaap bij te vallen. Het lijkt me eigenlijk ook geen compliment voor het liedje in kwestie, dat het voornamelijk geroemd wordt omwille van de slaapverwekkende eigenschappen ervan. (Tenzij men natuurlijk lijdt aan een chronische vorm van slapeloosheid).

Allerlei Duysterachtige muziekjes passeerden de revue, maar er zijn er ten eerste heel erg veel en ten tweede: they do not make me fall asleep. Ik zat een beetje vast dus, tot ik me herinnerde dat ik als kind vroeger zélf liedjes zong in mijn bed om in slaap te kunnen vallen. Mijn moeder stuurde ons gruwelijk vroeg naar bed, omdat ze geloofde in het concept van ‘het klokje rond’ slapen. We moesten er om zeven uur uit, dus lag ik er in de de eerste jaren van de lagere school meestal al in tussen zeven en acht. Gruwelijk vroeg vond ik dat toen, zeker op momenten dat ik het licht nog zag piepen tussen de streepjes van de rolluiken door. Helemaal erg was het tijdens de vakantie. Toen hoorde je de andere kinderen nog op straat en op het speelplein voor onze deur nog luidruchtig spelen. Moe was ik helemaal niet.

Ik hoor het de jonge kinderen van mijn vrienden ook doen, luidkeels zingen in bed. Als ze het doen om dezelfde reden als ik destijds, dan is het om de verveling te verdrijven en om de gedachtenstroom het zwijgen op te leggen. Dat zingen werkt dan rustgevend, op de één of andere manier. En uiteindelijk viel ik wel in slaap.

De liedjes die ik zong, waren de gewone kinderliedjes. ‘k Zag twee beren’, of ‘Heb je al gehoord van de zeven, de zeven, heb je al gehoord van de zevensprong?’. Het repertoire werd wel aangevuld met een aantal communistische strijdliederen. Mijn ouders hadden aan de universiteit in Gent mei ’68 meegemaakt, en in plaats van zoals de rest van de wereld hippies te worden, de vrije liefde te prediken en hasj te roken, hadden ze zich politiek geëngageerd. Ze cirkelden rond de onlangs overleden Ludo Martens, en waren er net zoals alle jonge mensen uit die tijd van overtuigd dat ze de wereld zouden veranderen. Het moet in de late jaren ’60 en de vroege jaren ’70 geleken hebben alsof de revolutie binnen handbereik lag. Mijn vader had zijn universitaire studies afgebroken om zijn taak als revolutionair in de fabriek op te nemen. Dat moet niet lang geduurd hebben, want ik heb hem nooit als arbeider weten werken. Wel als kleine zelfstandige, de meest achterlijke klasse volgens Lenin.

Andere kinderen gingen op kamp met de mutualiteit, wij met de Pioniers, de jeugdwerking van De Partij. Die heette toen nog AMADA (Alle Macht Aan De Arbeiders), en ik vermoed dat het daar was dat we De Internationale aangeleerd kregen. Ik herinner me ook dat we ooit een verkiezing van ‘Het mooiste kindje in België’ op stelten gingen zetten. Spannend was het wel, we mochten relschoppen en werden nog aangemoedigd ook. Of het allemaal zo pedagogisch verantwoord was, dat is weer een ander paar mouwen.

In 1979 besliste men dat De Partij van naam diende te veranderen. Alle Macht Aan De Arbeiders was te gauchistisch en getuigde van ouvrierisme. Er werd een congres georganiseerd, waar mijn ouders heen gingen. Wij bleven thuis met een babysit. Mijn jongste zus was wat ziekjes, zonder dat het alarmerend was. Ze hoestte wel wat, maar had eigenlijk bijna geen koorts. Tegen de avond werd dat erger, en ze werd in haar bedje gelegd. Toen ik door Lucy (de babysit dus) naar bed gestuurd werd, hoorde ik uit de kamer van mijn zus vreemde geluiden komen. Ze was duidelijk in ademnood, en ik haalde Lucy erbij. Die vertrouwde het zaakje niet echt, en na enig overleg werd beslist dat ik over mijn pyjama mijn kleren moest aantrekken en de buurman – die kinderarts was – erbij zou halen. Telefoon hadden wij niet, en gelukkig was de buurman thuis. Hij wierp een blik op mijn zus, en besliste om onmiddellijk met haar naar het ziekenhuis te rijden. Ik ging mee, ze was tenslotte nog maar vier. Lucy bleef thuis, bij mijn andere zus en wachtte mijn ouders op . Uiteindelijk bleek het allemaal wel mee te vallen, het was maar een aanval van valse kroep. Ze kreeg een zuurstofmasker op, en ik geloof dat mijn moeder toch redelijk snel haar opwachting maakte in het ziekenhuis.

In het verre Brussel was ondertussen de PVDA (Partij Van De Arbeid) boven de doopvont gehouden …

Read Full Post »

Deze week zag ik een openlucht vertoning van de film ‘Vie Héroïque‘, over het leven van Serge Gainsbourg. De setting was een beetje sprookjesachtig, en er viel geen regen. Met een beetje goede wil zou je van een van een zwoele zomeravond kunnen spreken, maar een mens moet nu ook weer niet te zeer overdrijven. Het was de tweede keer dat ik de film zag, wat me beter toelaat om er een objectiever (lees: minder emotioneel) oordeel over te vellen. ‘Vie Héroïque’ is eigenlijk best een fijne film. Al snel wordt namelijk een alter ego van Gainsbourg geïntroduceerd, dat een complexe relatie heeft met het hoofdpersonage. Het is stouter en minder verlegen, en zorgt ervoor dat Gainsbourg zich op een bepaald moment volledig op zijn muziek toelegt en het schilderen erbij laat inschieten. Maar het is ook venijnig en niets ontziend. Het is wreed, sarcastisch en denkt dat het zich alles kan permitteren omdat het een artiest is. Een goeie artiest, dat wel.

Vie Héroïque is natuurlijk geen objectieve biografie, maar dat pretendeert de film ook niet te zijn. Het deed me vooral nadenken over artiesten en hoe ze dikwijls de mensen rondom zich behandelen. Het lijkt er wel op alsof de meeste (of toch vele) artiesten in de breedste zin van het woord een patent hebben om zich als een rasechte klootzak te gedragen. Het is natuurlijk de aard van het beestje: om een echte kunstenaar te kunnen zijn, moet je je uiteraard durven laten raken, en komen de emoties in het kwadraat opzetten. Elke onzekerheid, elke twijfel, elk onverwerkt trauma, wordt genadeloos op de partner uitgewerkt. Zijn er kinderen, dan worden deze veelal emotioneel verwaarloosd of gewoon regelrecht naar de kloten geholpen door het genie in kwestie. Alles voor de kunst, zeker?

In de jaren 80 las ik in de krant een oproep van Jan Decorte. Hij zocht mensen, jongeren met een goed idee. Je moest eerst een brief schrijven (zo ging dat in die tijd) en was je idee goed genoeg, dan mocht je het aan de meester zelve komen uitleggen. De besten zouden dan samen met hem hun idee verder mogen uitwerken. Ik schreef en brief en op een regenachtige zaterdagnamiddag (denk ik) mocht ik me melden in de Brusselse Beursschouwburg. In het halfduister van de theaterzaal zat ik daar, met nog een paar tientallen anderen op de klapstoeltjes. We wachtten, tot de deuren van zaal met veel gedruis openklapten en mijnheer Decorte himself zijn opwachting maakte. In zijn kielzog Sigrid Vinks, toen al zijn vrouw. Hij zette haar op een bepaald moment zonder enige gêne ferm te kakken voor alle aanwezigen. Ze was wel zo slim om niets terug te zeggen. Achteraf heb ik ergens gelezen dat hij tijdens die periode ferm aan de coke zat. Die namiddag zal geen uitzondering geweest zijn.

Het was de bedoeling dat iedereen zijn idee kwam uitleggen. Iedereen die het lef had gehad om een brief in te sturen was gewoon uitgenodigd, Decorte had uiteraard nog geen enkel epistel gelezen. Eén voor één werden we op de scène gesommeerd om onze inval uit de doeken te doen. Daar stond je dan, met die volgspot op je smoel, waardoor je moest spreken voor een zwart gat. Het leek wel een politieverhoor, maar dan erger. Stond je idee hem niet aan, dan werd je gewoonweg de grond ingeboord. Van mijn eigen passage herinner ik me nog maar weinig. Zware vernedering is me bespaard gebleven, gelukkig.

Van het project zelf is niets meer vernomen. Maar als ik nu Decorte, als mannetje dat veel te vroeg oud is geworden op TV zie moet ik altijd denken aan die namiddag. Een paar jaar geleden nog eens in De Laatste Show, met Sigrid. Hij was ziek geweest, een diepe depressie. In één of ander interview drukte hij zijn spijt uit over hoe hij zijn vrouw had behandeld. Hij maakte brokken, zij ruimde de scherven. En opnieuw. (x 1.000). Hij maakte carrière en furore, zij kreeg steevast een rol in zijn producties. Blijkbaar is de rol van muze, (ah ja, achteraf wordt de vrouwen altijd de rol van muze toebedeeld hé) en surrogaatmoeder voor sommige vrouwen genoeg. Blijkbaar is de eer die daarmee gepaard gaat voldoende om alle vernederingen en wanhopige momenten te compenseren. Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik het niet zou kunnen. Ik had hem de kop ingeslagen. (Nee, dat is niet waar. Ik zou gewoon weggegaan zijn).

Read Full Post »