Geamuseerd sta ik aan de zijlijn. Niet om instructies uit te delen (ben je gek?), wel om te gniffelen met het schouwspel dat zich in de arena afspeelt en me tegelijkertijd te verwonderen over het gedrag van de hordes supporters op de tribunes. De koele kinderen met hun broek vol swag die zich anders nooit buiten wagen zonder de kapmantel van de ironie beschermend om de schouders geslagen laten zich volledig gaan. Nu mag het, nu mag de adrenaline vrijuit stromen en mag de passie eindelijk van de ketting. Het eeuwige schouderophalen (kan het mij wat schelen vraag ik je?) wordt vervangen door gebalde knuistjes in de lucht.
Week na week wordt bijna geruisloos de opdracht van informateur De Wever verlengd. Er wordt wel wat over geschreven, maar echte aandacht vangt het allemaal niet. Misschien moeten we verkiezingen telkens rond een uitbarsting van brood en spelen organiseren, dan zijn we tenminste verlost van politici die zich schwalbegewijs (en dus in de hoop een tegenstander een gele kaart te bezorgen) met veel theater druk maken om niets. Nu het alziende Saurons-oog van de media ander vertier verslaat is er misschien een kans op iets dat op visie lijkt in het beleid te smokkelen. (Ik ben naïef, ik weet het).
Ik ging naar de dokter en weet je wat hij zei? Weet je wat hij zei? Hij zei dat hij het ook niet wist en dat ik rusten moest. En ademen, maar niet te snel. Maar opgewonden ben ik wel. (Vorige week kreeg ik bericht dat een verhaal dat ik instuurde voor de kortverhalenwedstrijd uitgeschreven door de krant ‘Brussel Deze Week’ bij de 8 laureaten zit en dus ergens deze zomer gepubliceerd wordt. Volgende week valt het officiële verdict met een prijsuitreiking en ik hoop dat Marc Didden er zal zijn met wie ik natuurlijk niet op de foto zal durven. Ben je gek? Laat die mens toch met rust, en daarbij: hij heeft wel wat anders te doen).
Omdat ik nog altijd leef alsof ik hier eeuwig zal zijn (ondertussen begint het besef binnen te sluipen dat ik waarschijnlijk al over de helft zit en ik mij dus beter wat zou haasten, maar daar komt vooralsnog niet veel van in huis) loop ik qua literatuur en films bijna een goed decennium achter. Zo komt het dat ik pas enkele weken geleden de in mijn ogen uitstekende prent ‘A Winter’s Bone’ zag. Sterke vertolkingen, zeer sfeervolle fotografie en een goed verhaal. Het is zo’n film waarin veel gezwegen wordt en die deels lijkt opgebouwd uit losse fragmenten waarvan het niet altijd onmiddellijk duidelijk is welke plaats die in het verhaal innemen. Je moet er wel even je hoofd bij houden dus. Ik hou daar wel van, van dat lichtjes dwingende karakter van een film of een boek waarin alles belangrijk is zodat je aandacht volledig wordt opgeëist. De setting van het verhaal deed me denken aan Tartt’s The Little Friend, aka de meest gehate roman van het Westelijk halfrond of zoiets. In tegenstelling tot de rest van de wereld heb ik dat boek jaren geleden wel graag gelezen, en de broeierige sfeer ervan blijft me tot vandaag bij. Er zijn een aantal sleutelscènes die ik me nog altijd haarscherp herinner. Ter vergelijking: een paar weken geleden las ik Barnes ‘A sense of an ending’ en ik moet al diep in mijn geheugen graven wil ik mij nog het verhaal voor de geest halen.
Weet je wat ik ook grappig vond? De zoveelste poging tot vadermoord van Peter Casteels op Joël De Ceulaer. De laatste schreef een boek getiteld ‘Gooi God Niet Weg’ en Casteels schoot in (uit?) zijn atheïstische krammen op zijn blog. Ik Heb Altijd Gelijk is de redelijk pompeuze titel ervan, en als kritische Freudiaan met een hekel postmoderne ironie zal ik Peter natuurlijk nooit geloven als hij mij zal willen overtuigen van het postmoderne ironische gehalte van dat label. In zijn boek probeert De Ceulaer te doorgronden waarom pakweg 3/4de van de wereldbevolking nood heeft aan een godsbeeld. Casteels’ steen des aanstoots is de manier waarop De Ceulaer geen heil ziet in kunst als manier om de mensheid naar een hoger kennisniveau te tillen. Om het ongelijk van Joël te bewijzen komt Peter aandraven met het feit dat hij van een reeks als The Wire veel geleerd heeft over het drugsmilieu van Baltimore en de werking van de politie aldaar. Jaja, dat is natuurlijk wereldse kennis waar een jonge kerel uit wat is het? Antwerpen? iets aan heeft. Voor wie kennis op wil doen over het misdaadmilieu in Halle en omstreken kan ik kunst aanraden in de vorm van Witse, en van Hubert Damen kunnen we collectief leren wat politiecommisarissen op leeftijd drijft.
Moeha.
Geef een reactie