Ik werd wakker na slechts een paar uren van halfslaap en toen de zon al het hoogste punt gepasseerd was. Naast mij lag de acteur, snurkend en met een zweetschijn op zijn gezicht. In het volle daglicht was zijn appartement maar een armzalig rommeltje dat me deed terugdenken aan de studentenkoten van weleer. Een doek voor het raam dat moest dienen als gordijn. Een goedkope kitchenette van de living gescheiden door een overjaars kralengordijn. Het bed bestond uit twee paletten met daarop een oude matras en smoezelig beddengoed. Over de woonkamer verspreid halflege koffietassen met oude peuken er in en schimmel, lege flessen wijn en een eenzame kamerplant die op sterven na dood was. Ik stelde me voor dat hij die cadeau had gekregen van één of andere vrouw die als een missiezuster verlopen types onder haar vleugels nam om zo de aandacht af te leiden van haar eigen ellende. Zo’n vrouw die vastbesloten gezelligheid nastreefde en in chakra’s geloofde.
Soit, mijn zaken niet. Ik speurde het salontafeltje af op zoek naar nog een restje coke van de nacht of de ochtend daarvoor maar moest me tevreden stellen met een sigaret. Ik rookte ze op in mijn blootje, zittend op het bed. Voor mijn plezier pookte ik met mijn wijsvinger in de bovenarm van de acteur, maar hij bewoog niet. Het zou nog wel een paar uur duren voor die zijn roes had uitgeslapen. Ik duwde mijn sigaret uit op de grond en zocht mijn kleren bij elkaar. In mijn handtas vond ik mijn deodorant en een haarelastiekje. Als om het lot te tarten luisterde ik nog even naar de opname die ik de nacht ervoor met mijn telefoon had gemaakt. De stem van de acteur was duidelijk herkenbaar en hij leek behoorlijk nuchter.
De avond ervoor hadden we elkaar ontmoet op een receptie in het cultureel centrum van een uit de kluiten gewassen gemeente ergens diep in de provincie. Een aantal amateurgezelschappen was er voor een jury verschenen om een plaatsje in de selectie voor het Landjuweel af te dwingen en de acteur was zo vriendelijk geweest het voorzitterschap te aanvaarden. Ik had mijn functie als redactrice bij een roddelblad gebruikt om me toegang te verschaffen tot het kringetje van de intimi na afloop. Veel stelde het niet voor: een verrassingsbrood met flets beleg, wijn van inferieure kwaliteit en pintjes uit het flesje.
Mijn voorbereiding op de avond had bestaan uit een bezoek aan de kapper en de aanschaf van een flatterend jurkje in een modieuze boetiek. Eronder zwarte pumps met naaldhakken, zodat ik langer en slanker leek dan ik werkelijk was en die me tot langzaam, plechtig schrijden noopten. Het was de bedoeling dat mijn subtiele mondaine voorkomen zou contrasteren met de gedateerde outfits van de amateuractrices die tijdens de receptie ongetwijfeld en masse de aandacht zouden proberen trekken van de acteur. Ik was ouder, en alhoewel moeder natuur genadig was het geweest als het op mijn huid aankwam kon ik niet meer de jeugdige frisheid en bijhorende naïviteit van twintigers etaleren. Ik moest inzetten op mysterie, verfijning, dat ongrijpbare je-ne-sais-quoi uitstralen om die kwetterende, gewillige amateursletjes in skinny jeans en op ballerina’s de loef af te steken.
Ik had ook Jacques opgetrommeld om me gezelschap te houden. Ik had een vriendin kunnen vragen, maar dan had het risico bestaan dat de acteur meer interesse in haar zou vertonen. Neen, dan liever de onvermijdelijke homo. Ongevaarlijk en niet bedreigend, en het onderstreepte nog eens mijn allure van vrouw van de wereld. Hij had niet gewild eerst, toen ik het hem vroeg. ‘Allez, meiske’, had hij gezegd. ‘Amateurgezelschappen. En dan nog in zo’n boerengat. Ge zijt niet goed bij uw hoofd zeker, dat ik daar mijn zaterdagavond ga doorbrengen?’. Met het nodige gevoel voor drama had ik aan de telefoon gefluisterd: ‘Maar hij zal er zijn!’. Toen ik de naam van de acteur had laten vallen bleef het even stil. Daarna zachtjes: ‘Maar meiske toch. Dat gij nu nog altijd …. Enfin, het is al goed, ik zal wel mee gaan.’
De avond zelf observeerde ik de jonge dames die hun meisjesheid nog niet helemaal van zich hadden afgeschud en die iets te gretig en nadrukkelijk het gezelschap van de acteur opzochten. In groepjes van 2 of 3 vriendinnen cirkelden ze rond hem heen, steeds dichter. Alsof hij het middelpunt was van een draaikolk waar ze onvermijdelijk naartoe werden gezogen. Ze vonden zichzelf heel wat, omdat ze ooit in een kleine cinema een film hadden gezien van 20 jaar geleden waar hij in mee deed. Alsof dat van hen wereldwijze culturo’s maakte. Nu ja, veel meer dan die reputatie had de acteur ook niet om op te teren. Kalend, een beginnende bierbuik. Al moet ik toegeven dat hij in al die jaren nog niet veel had ingeboet aan aantrekkelijkheid.
De meisjes droegen hun haren lang, hun tailles waren smal en hun buikjes strak. Alleen – en dat konden zij niet weten – had de acteur hun soort al veel te veel gezien. Hij wist hoe het was om naast zo’n grietje te ontwaken en hoe onmogelijk het was haar duidelijk te maken dat er niets meer in zat dan deze ene nacht. Wat hij ook zei, ze zou aan hem blijven vastzitten als stront in een geribbelde schoenzool. Hij had er eenvoudigweg de fut niet meer voor, om aan de nasleep van een avontuurtje van één nacht uren en dagen kwijt te zijn aan troostende en ellenlange telefoongesprekken. Weken nadien flakkerde het drama soms opnieuw op, terwijl hij al moeite moest doen om zich haar naam te herinneren. Maar wisten zij veel.
Jacques had zich die avond als een volleerde chaperonne gedragen. Bestelde mijn drankjes aan de bar, zorgde voor afwisseling tussen alcohol en water. Open en hartelijk als hij was sloeg hij bruggen tussen ons en de rest van het gezelschap, het leek er bijna op dat we ons amuseerden. Mijn homoseksuele vriend was zoals het cliché het wil: flamboyant tot het bijna platvloers was. In dit provinciegat zette hij zichzelf te kijk als een zeldzaam edoch aaibaar dier in deze mensenzoo. Waar wij stonden, daar ging het er luidruchtig aan toe, met veel gekir en lachsalvo’s. We trokken de aandacht naar ons toe, en af en toe voelde ik de blikken van de acteur die onderzoekend onze richting uitkeek. Het werd later en nu zou het niet lang meer duren nu voor zijn entourage en die waar ik mij toevallig in bevond zouden samensmelten, zoals twee sterrenstelsels van op afstand gezien schijnbaar zonder conflict en met schone effecten in elkaar opgaan.
Het gebeurde. Jacques manoeuvreerde mij onmerkbaar tot ik me naast hem bevond, brak het ijs zoals hij dat kon. Eindelijk raakten we aan de praat, hij en ik. Ik zachtjes en gereserveerd, hij nieuwsgierig, geïntrigeerd. Het was van belang dat ik mijn mysterie bewaarde, zodat zijn dadendrang geprikkeld werd. Anderen probeerden nog wel zijn aandacht te trekken, maar dat lukte niet meer. Uiteindelijk gaven ze het op, trokken enkel nog aan zijn mouw ter afscheid. Verstrooid keek hij dan op, bedankte de ander kort voor de komst en dat ze – jaja – gauw nog eens moesten afspreken. Jacques was er discreet vandoor gegaan, had nog even gezwaaid toen hij al bijna bij de deur stond. Dat had betekend: nu is het aan jou, en verder wil ik er nooit meer iets over horen. Ik had die avond een grote schuld bij hem opgebouwd, dat wisten we allebei. En Jacques was niet het type om daar geen gebruik van te maken. Zorgen voor later.
Toen de zaal quasi verlaten was stuurde ik de acteur zachtjes en ongemerkt de fuik in. Hij had immers te veel gedronken, het was beter dat hij met mij mee reed. We woonden in dezelfde stad, het was niet meer dan logisch. Meer aanmoediging had hij niet nodig en in het donker stapten we samen de parking op. Mijn auto was compact maar comfortabel, ik had een CD opgezet uit ‘zijn tijd’. In het duister van de auto en de eenzaamheid van de onverlichte snelweg groeide de vertrouwelijkheid. In deze kooi van Faraday leken wij de enig overgebleven zielen op de wereld en deze illusie spoorde ons aan tot een vreemde soort intimiteit. Wij dachten dat deze nacht altijd zou duren. Hij dacht dat deze nacht altijd zou duren, en ik was gretig om hem in dat geloof te steunen en aan te moedigen.
Hij had een waterkansje gehad om mijn mededogen op te wekken, maar hij had die kans verkeken toen in zijn ogen geen enkele glimp van herkenning flikkerde op het moment dat Jacques in de cafetaria mijn naam liet vallen. Geen enkele. Ik was de eerste om toe te geven dat ik in niets meer leek op het jonge studentje van 20 jaar geleden, maar de teleurstelling bleef erg bitter. In mijn laatste jaar aan de universiteit had ik me opgewerkt tot verantwoordelijke eindredactrice voor de cultuursectie van de universiteitskrant. Hij stond toen op de rand van de doorbraak, zo wisten de kenners achteraf. Hij had net de hoofdrol gespeeld in een film die niet enkel door binnenlandse critici geroemd zou worden om het uitzonderlijke samenspel tussen acteur en regisseur, maar ook in het buitenland op allerhande festivals enthousiast onthaald zou.
In de korte tijdspanne tussen het afwerken van de film en de doldwaze carrousel die op gang zou komen vanaf de première, in dat vacuüm van tijd was hij makkelijk bereikbaar geweest. Ik had hem geïnterviewd, en kort na de publicatie kwamen we elkaar enkele keren tegen op café. Wat er aan had zitten komen, voltrok zich. Hij, bijna een decennium ouder dan ik en barstend van jongensachtige charme. Ik, een vat vol jeugdige onzekerheid, grote dromen en het product van een beschermde opvoeding. Onervaren als het op mannen en relaties aan kwam, misvormd door de grote romantische woorden in de boeken die professoren op mijn leeslijst hadden gezet. Verder verknipt door het gulzig bekijken van films en series die me opzadelden met hun kinderachtige kijk op de liefde.
Dat ik op een nacht mijn maagdelijkheid aan hem verloor had voor mij de betekenis gehad van een mystiek huwelijk, en in niets was ik voorbereid op wat onvermijdelijk zou volgen. Natuurlijk liet hij na die 2 of 3 weken die we voornamelijk in bed doorbrachten niets meer van zich horen. Natuurlijk verscheen hij op de première van zijn film niet met mij aan zijn zijde. Wel met een presentatrice die ’s avonds op een muziekzender videoclips aan elkaar praatte. Dat was nog eens iets anders dan een redactrice met pluizig haar en een tuttige garderobe. Terwijl ik verder wegzakte in het zwarte drijfzand van een depressie, reeg hij de triomfen aan elkaar. De film werd in het binnenland een groot succes, en sprak zowel de cultuursnobs aan als mensen die gewoonlijk kozen voor oppervlakkiger vertier. Er waren dagen dat ik 2 of 3 keer ging kijken, het was in die tijd nog het enige waarvoor ik de deur uit ging. Zijn charme was luchtig, jongensachtig, moeiteloos en overweldigde me telkens weer in het artificiële duister van de cinemazaal. De camera was zijn vriend, de regisseur was zijn vriend, het scenario was hem op het schone lijf geschreven. Hij begon op te duiken in de weekendbijlages van kranten waar hij poseerde in dure pakken die stylisten voor hem hadden uitgekozen. Daarnaast een interviewtje over de moeilijke passages in zijn jeugd, de dood van zijn vader. Men wilde weten waar hij at, wat hij las en welke programma’s op TV hem het meest bevielen. Men wilde hem de kleren van het lijf rukken en in zijn vel kruipen. Ik maakte ondertussen kennis met het soort verdriet dat uiteindelijk onmerkbaar overgaat in waanzin.
Na de binnenlandse zegetocht begon de verovering van Europa. Locarno, Berlijn, Venetië, Cannes. Vanuit de Zuid-Franse badstad werd in de vaderlandse media bericht over de feestjes waar hij heen ging, met wie danste, praatte en tenslotte met wie hij in welk hotel de nacht doorbracht. Het was dan ook voor niemand een verrassing toen hij tijdens een laatavondpraatshow aankondigde dat hij Antwerpen definitief inruilde voor Hollywood, waar hem een belangrijke bijrol was aangeboden in een pseudo-intellectuele actiefilm. En dat nog wel door een regisseur die zeer hip & happening was, en controversieel door het vele geweld waarmee hij zijn films doorspekte. De combinatie was gedoemd tot succes.
En ja, ook Amerika viel massaal voor zijn charisma en zijn gecultiveerd ondeugende blik, zijn Europese savoir-vivre en zijn Frans klinkende artiestennaam. Hij promoveerde van bijrollen naar hoofdrollen, van B-lister naar prominente A-lister inclusief het huis met zwembad en meerdere badkamers in Beverly Hills. De zon in zijn leven was vastgepind op de zenith.
En toen verdween hij plots naar de achtergrond. Hij verscheen niet meer in films, bleef weg van feestjes, rode lopers, praatprogramma’s. Niemand die wist waarom, of toch zeker niet het fijne van de zaak. In het begin van zijn verdwijning werd hij vreemd genoeg zelfs niet gemist, het was alsof hij met een reusachtige gom uit het collectieve geheugen was weg gevlakt. Zijn plaats was ondertussen al weer ingenomen door het nieuwe snoepje van de dag, iemand die frisser was, onbekender. Iemand waar nog niemand met zijn vuile vingers had aan gezeten, en die niet liever had dan ondervraagd te worden op TV door blondines met afgetrainde lijven en opgerekte mondhoeken.
Het was pas enige tijd later geweest dat men zich realiseerde dat er van de acteur weinig of geen spoor meer te vinden was. Zijn huis was verkocht, zijn agent verklaarde dat de acteur hem een jaar of wat geleden had gevraagd om tijd voor zichzelf (meestal een eufemisme voor een opname in een afkickkliniek) en dat hij wel nog een paar keren met zijn cliënt had gebeld maar dat het contact stilletjes aan was verwaterd. Nu was de mysterieuze verdwijning van de acteur plots wel nieuws, en nader onderzoek door journalisten bracht voorlopig weinig aan het licht. Er was sprake van een politieverslag waar hij genoemd werd als dader in een geval van slagen en verwondingen, de naam van het slachtoffer bleef onbekend. Er werd gefluisterd maar nooit bevestigd dat hij de dochter van een diplomaat zou hebben toegetakeld. Sommigen gingen zelfs zo ver te beweren dat het zou gaan om de dochter van een bevriend staatshoofd. Ook deze beweringen bleven zonder hard bewijs, van de acteur vond men voorlopig geen spoor terug. Het mysterie kon niet worden opgelost binnen een aanvaardbare tijdspanne en het publiek verloor bijgevolg alweer de aandacht.
Het was pas vele jaren later dat de acteur, nu ex dus, opnieuw boven water kwam. In zijn geboortestad nog wel. Omdat het al zo lang geleden was en zijn ster al ferm getaand veroorzaakte zijn terugkomst niet meer dan een rimpel in de sociale vijver van de stad. Ik kwam er achter toen hij achteloos vermeld werd in een artikeltje in De Streekkrant over beroemde stadsgenoten. Iets over een café dat werd geopend en waar hij pinten had getapt. Ik vroeg hier en daar rond aan bevriend artistiek volk. Hadden ze hem gezien? Gesproken? Had hij iets gelost over waar hij al die jaren geweest was? Het enige dat ze me konden zeggen was dat de acteur niet veel loste. Hij wimpelde hun vragen af, leefde van wat luizige jobkes, scharrelde wat. Heel af en toe viel hem een kleine, weinig deining veroorzakende regie-opdracht te beurt. Het mysterie bleef, maar het scheen niemand genoeg te intrigeren om op zoek te gaan naar antwoorden. Amateurgezelschappen, waarvan de oudere leden zich hem nog herinnerden van toen. Ze hoopten dat zijn vermeende prestige op hen zou afstralen en voor publiek zou zorgen. En daarbij, zo luidde het laatste argument altijd: hij vraagt niet veel.
Ik wilde wel het verhaal boven halen. Onderweg in de auto liet ik vallen dat ik toevallig wat coke op zak had. ‘Amai,’ antwoordde hij. ‘Dat is echt lang geleden dat ik dat nog deed. Is ’t goeie?’. Ik trok een wenkbrauw op. ‘Natuurlijk’, zei ik, speels verontwaardiging veinzend. We stopten bij het binnenrijden van de stad nog bij de nachtwinkel. Rode wijn, koud bier, sigaretten. Achteloos gooide ik een pakje condooms op de toonbank. ‘Doe dit er ook nog maar bij’. De acteur keek even opzij.
– Je hebt precies nog grote plannen vanavond.
– Ik zei toch dat het goeie coke was, fluisterde ik terug.
In zijn kleine flat legde ik eerst twee lijnen voor ons klaar, rolde een bankbiljet en snoof geroutineerd het spul op. Hij volgde dat voorbeeld waarna we ons achterover lieten zakken in de fauteuil.
– Zeg, een vrouw zoals jij … Waarom ben jij nog alleen eigenlijk?
Ik grinnikte. Van zijn eerste cliché was hij precies ook nog niet doodgevallen. Ik haalde mijn schouders op. ‘Gewoon,’ zei ik. ‘Ik heb het wel geprobeerd. Ik ben zelfs ooit bijna getrouwd, maar op het laatste moment zag ik dat dan toch precies niet echt zitten’.
Half berekend, half oprecht vertelde ik mijn verhaal. Als ik hem mijn geheimen onthulde zou hij geneigd zijn hetzelfde te doen. Ik hoefde niets aan te dikken of te dramatiseren. Het verhaal kwam vanzelf. Het stokken van mijn stem was echt, de tranen waarmee ik mijn wedervaren eindigde hoefde ik niet te veinzen. Het begon banaal genoeg, toen ik tijdens mijn laatste jaar aan de universiteit hals over kop verliefd was geworden op een man die een tiental jaar ouder was. Hij wist van wereld, ik wist nog van niet veel en was er natuurlijk van overtuigd dat het altijd zou blijven duren. In het begin vreesde ik nog even dat hij zich zou herkennen in de details die mij zo helder voor de geest stonden, alsof er toen beelden in hoge resolutie van waren geschoten en die in al die tijd nog niets aan scherpte hadden ingeboet. In zijn geheugen waren die paar weken die wij samen door hadden gebracht opgeslokt door de zwarte gaten van de tijd. Zinnen en woordjes die mij toen vervuld hadden met vreugde en hoop, maar die ik nadien niet meer kon horen zonder dat mijn maag keerde. Ik wist nog wanneer en hoe, ik hoorde nog de klank van zijn jonge stem. Was het de drank? De coke? De nacht? In elk geval, hij leek zich niet te herkennen in mijn verhaal. Hij gaf geen krimp, alsof het niet over hem ging.
Ik begon een beetje te huilen toen ik vertelde hoe mijn grote liefde na een paar weken uit mijn leven verdween zonder drama of deuren die pathetisch werden dichtgeslagen. Het gebeurde geruisloos zodat het voor mij onbegrijpelijk was. Op een avond had hij ‘tot morgen’ gezegd, maar die morgen was nooit gekomen. Hij had simpelweg de draad van zijn leven opgepakt, en ik was niet meer geweest dan een intermezzo.
– Wat een klootzak zeg, hoorde ik de acteur zeggen over zichzelf. En je kon die kerel niet bellen?
Ik herpakte me, slikte een pijnlijke brok weg en schraapte mijn keel. Ik had gewacht, die dag. Dat hij een uur later dan afgesproken opdaagde was een gewoonte die ik hem op termijn wel zou afgeleerd krijgen. Het was al laat in de namiddag toen het besef daagde dat ik hem niet meer zou zien. Ik ging hem zoeken in de cafés waar hij rondhing, maar niemand had hem gezien. Ik had het adres van zijn moeder waar hij officieel verbleef, maar dat was in een andere stad en ik had het lef niet om hem tot daar achterna te gaan. Ik beperkte me tot wachten en huilen tot mijn vel open lag, weigerde mijn bed uit te komen. Domme gans als ik was, bleek ik ook nog eens zwanger. Eigen schuld natuurlijk, want in mijn enthousiasme alle geneugten van de nieuwe ervaring die seks was te proeven had ik tegen mijn gewoonte in elke vorm van voorzichtigheid zonder meer overboord gegooid.
De paar vriendinnen waar ik tot voor kort mee was opgetrokken waren in hun gat gebeten dat ik ze al die weken verwaarloosd had en gaven niet thuis. Wellicht speelde jaloezie ook een rol. Afspreken wilden ze pas doen als de examens afgelopen waren. Ik vermoed dat ik hun kille reactie had verdiend. In elk geval, hun afwijzing was de laatste druppel. Ik ademde nog eens diep en gooide de rest er allemaal uit: dat ik eerst een fles tequila had gedronken en daarna de fles ontstopper die onder de gootsteen stond. Een kotgenoot had me gevonden, het was geen prettig zicht geweest. Weken had ik in het ziekenhuis gelegen met een kapotte slokdarm en ouders aan mijn ziekbed die hun teleurstelling probeerden te verbergen. Het beginnende kind mijn buik had de stuk of 4 operaties die nodig waren om mijn beschadigde ingewanden op te lappen niet overleefd.
De acteur deed een halfslachtige poging om me te troosten en wilde zijn arm om me heen leggen. Ik reageerde heftig, schreeuwde dat hij, ja hij! me met rust moest laten. Bijna had ik het verkloot. Ik excuseerde me, zei dat het me na al die jaren toch nog veel deed. Het lag niet aan hem, ik moest gewoon wat kalmeren. Een sigaret, een glas, nog een lijn.
Toen zag ik mijn kans schoon. Ik vroeg naar zijn ervaringen in de States, liet hem vertellen over wie hij allemaal had ontmoet. De drank en de coke maakten hem spraakzaam en zeker van zijn stuk. Hij wilde opscheppen, bij mij in de smaak vallen en ik plaveide de weg voor hem met vleierijtjes en valse bewondering. Toen kwamen we bij het moment van zijn verdwijning en hij stokte. Ik drong aan, schonk hem nog wat bij. ‘Komaan, ik heb jou ook mijn grootste geheim verteld. En dat was ook niets om trots op te zijn. Daarbij, tegen morgen zijn we het allebei vergeten als we zo doorgaan!’. Hij gaf toe, waarschijnlijk opgelucht verlost te zijn van een last die hem al jaren bezwaarde.
Het verhaal gulpte eruit. Op een avond had hij – meer uit verveling dan uit goesting – een jong, zwart straathoertje opgepikt en was met haar naar een motel gereden. Op de kamer had ze uit haar handtas een zakje met wit poeder gehaald. ‘Angel Dust, baby’, had ze gezegd, de sierlijke arm die eindigde in een vuil klauwtje omhoog geheven. ‘D’ya wanna go crazy?’, vroeg ze, en voor een extra 20 dollar hadden ze zich samen de inhoud van het zakje opgesnoven. Het was inderdaad waanzinnig geweest. Het spul had het kwade in hem wakker gemaakt, zo omschreef hij het. Hallucinerend, agressief had hij het meisje eerst het hoofd ingebeukt met een asbak en daarna had hij haar verder toegetakeld met een schaar. De herinnering aan de nacht bestond uit flitsen en flarden waarvan hij niet meer kon zeggen of ze verzinsels waren of gebeurtenissen. Uren later pas was hij bij zinnen gekomen. Op de één of andere manier was hij er in geslaagd om haar lichaam ongezien in de kofferbak van zijn auto te leggen. De volgende nacht had hij wagen en lijk in een stuwmeer laten verdwijnen. Daarna had hij een grote som geld van zijn rekening opgenomen, zijn agent met een smoesje om de tuin geleid en was vertrokken naar Brazilië. In een klein provinciestadje waar de Amerikaanse massamedia nog niet was doorgedrongen vond hij onderdak in een pension. De nieuwsgierigheid van de mensen naar die gringo counterde hij door een vaag verhaal over een organisator van avontuurlijke reizen die hem op verkenning had gestuurd naar nieuwe routes om toeristen. Dat scenario had hij een paar keer herhaald tot hij het tijd vond om de anonimiteit van de grootstad op te zoeken. Hij had in Rio geleefd, en een tijd in Buenos Aires. Hij vermoedde wel dat er ooit naar hem gezocht was geweest, tenslotte had hij allerlei contractuele verplichtingen ontlopen, om van die moord nog maar te zwijgen. Het bleef hem verwonderen dat niemand hem ooit gevonden had. Hij had nooit een andere naam aangenomen, was gewoon teruggekeerd naar zijn de naam die hem was gegeven toen hij ter wereld kwam. Hij had niet overdreven veel moeite gedaan zich een ander uiterlijk aan te meten, maar de tropische zon had zijn haren gebleekt en het ritme van de dagen had hem de routine van het scheren doen vergeten. In die tijd was dat voldoende geweest om te verdwijnen in de vergeetput.
Hij wist niet goed wat er hem terug naar België had gedreven op den duur. Het geld was opgeraakt, dat in ieder geval. Een Canadese expat had hem eens gezegd: I’ve met a lot of Belgians abroad, but in the end they all go back to where they came from’.
Nu, in het daglicht, had ik zelfs een beetje medelijden met de slapende acteur. Maar niet genoeg. Ik haalde mijn hakken van onder het bed, sloop de flat uit en reed met mijn opname rechtstreeks naar de redactie.
Ah, de vrouwelijke wraak! Voor niets deinst ze terug, zelfs de aanblik van een levend lijk laat haar niet afzien van twintig jaar in stilte gekoesterde plannen. Snappen zal ik ze wel nooit, vrouwen. Fundamentalisme in de liefde, weerloos ben je er tegen.
[…] (Dit is een kortverhaal in wording. Lees anders ook: De acteur). […]