De muze lok je met een stukje Coeur de Bray of pralines van Wittamer.
Nee serieus. Nu het in mijn vriendenkring is doorgedrongen dat ik een boek wil schrijven is het hek een beetje van de dam vrees ik. De mensen doen alsof het boek er al is en beginnen ongeduldig te informeren of het nu nog niet af is. Nee dus. Ik heb op dit moment hoop en al tien pagina’s bijeengeschreven, dus ik heb nog wel wat een heleboel werk voor de boeg. Ik hoop mijn tempo zeker in de zomer serieus te kunnen opdrijven, want het is natuurlijk niet de bedoeling dat ik er aan blijf prullen tot mijn pensioen. En weet ook dat ik niet bepaald bekend sta om mijn doorzettingsvermogen en de drang om iets netjes af te werken, dus het zal ook een gevecht met mezelf worden. Oh ja, nog een ander detail wordt blijkbaar erg makkelijk over het hoofd gezien: een uitgever. Het is niet omdat ik werk aan een manuscript dat het daarom ook zal uitgegeven worden. Je moet in deze tijden al van goede komaf zijn om een uitgever zo zot te krijgen dat hij tijd en moeite en geld steekt in een project waarvan de uitkomst hoogst onzeker is. In Vlaanderen worden tegenwoordig erg weinig boeken verkocht, en met een paar honderd exemplaren over de toonbank steek je er natuurlijk eerder aan toe dan dat iemand er nog iets aan verdient.
Andere mensen vragen mij ook hoe je daar aan begint, aan zo’n boek schrijven. Eigenlijk ben ik redelijk slecht geplaatst om daarop te antwoorden, aangezien ik nog geen boek heb geschreven maar ik wil wel uitleggen hoe het voor mij werkt.
Ten eerste: wacht niet op het monster ‘inspiratie’ genaamd.
Het is een mythe die nog altijd redelijk goed standhoudt, die zegt dat schrijvers (of andere kunstenaars) rustig op een stoel blijven zitten wachten tot er plots een goddelijke vonk overslaat die ervoor zorgt dat er plots een boek op de plank ligt. Het tegendeel is waar eigenlijk. Alle grote schrijvers (en nee, ik reken mijzelf daar niet bij) beschouw(d)en schrijven als een soort nine-to-five job. Het komt er eigenlijk op neer dat je je ’s morgens aan je computer zet en begint te schrijven. En dat je een bepaald aantal uren later gewoon terug stopt. Ik geloof dat Claus uitging van twee bruikbare pagina’s per schrijfdag, maar daar kom ik nog niet aan. Het klinkt natuurlijk erg onromantisch, maar ook voor schrijvers geldt het adagium ‘oefening baart kunst’.
Ten tweede: vraag feedback.
Kies zorgvuldig een aantal mensen uit aan wie je af en toe een afgewerkt stuk voorlegt. Het moeten mensen zijn waarvan je weet dat die iets van het vakgebied kennen, maar die er niet op uit zijn om je af te kraken. Ik heb nu toevallig het geluk dat ik in mijn kennissenkring een aantal mensen heb zitten die professionele uitgevers zijn, en die ik af en toe een stukje doorstuur. Soms is het even wachten (die mensen zitten natuurlijk niet te wachten tot er nog eens iemand aan hun mouw komt trekken om hun mening te geven hé), maar tot nu toe heb ik al altijd erg werkbare en gefundeerde kritiek terug gekregen.
Ten derde: ga op een verstandige manier om met kritiek.
Zeker voor iemand die begint te schrijven, is het altijd een beetje zoeken naar een schoon evenwicht tussen het integreren van opbouwende kritiek en opmerkingen aan de ene kant en je eigen stijl behouden langs de andere kant. Vergeet niet dat er altijd een subjectieve kant zit aan de opmerkingen die je terugkrijgt, waarbij men zich deels laat leiden door wat men zelf graag leest. Een vriend van me gaf me de volgende tip over omgaan met kritiek: is er op een bepaalde passage of paragraaf een bepaalde opmerking, dan is het eigenlijk niet de bedoeling dat je die herschrijft enkel volgens de aanmerkingen die geformuleerd werden. Ga integendeel op zoek naar een passage waar men niets over heeft gezegd (of die de ander ronduit goed vond) en herschrijf het mindere gedeelte in dezelfde stijl. Ga dus door middel van de feedback op zoek naar je eigen sterke punten, en blijf in die trend schrijven. Zo behoud je je eigenheid en eigen stijl.
Ten vierde: orde, regelmaat en discipline.
Ik merk van mezelf dat ik niet of erg moeilijk schrijf als ik niet ‘fris’ ben. Dat betekent dat ik in een min of meer gezond bioritme moet zitten. Tegen middernacht naar bed, zodat ik een uur of 8 later min of meer spontaan wakker word. Een avond tot een gat in de nacht op café zitten filosoferen in het gezelschap van wijn of trappist wil in mijn geval zeggen dat ik een schrijfdag moet ‘opofferen’. Alcohol belemmert mijn schrijven ook, dus waar ik vroeger tijdens de lunch al eens een glas wijn durfde drinken, vervang ik dat door thee (tenminste als ik nog wil verder schrijven na de middag). Turbulentie in mijn relationeel of sociaal leven is ook dodelijk, maar het lukt me wel meer en meer om me daarvoor af te sluiten. Geen turbulentie meer ware natuurlijk nog beter, maar ik ben voorzeker dat type niet.
Ten vijfde: vermijd afleiding.
Klinkt logisch natuurlijk, maar ik heb het zelfs niet over de afleiding die het internet met zich meebrengt. Het gaat me meer over het feit dat something’s gotta give. Dat je moet kiezen tussen de trap stofzuigen en vijfhonderd woorden typen. De afwas die zich opstapelt, en de vraag of er wel nog voldoende WC-papier op voorraad is. En hoe lang je op crocque-monsieurs kunt overleven zonder scheurbuik op te lopen. Of mama, wil je nieuwe liedjes op mijn Ipod zetten. Mama, wil je mij eens opvragen? Of mama, wat gaan we eten, want ik heb honger en is er nog iets om te drinken? Ik begin te vermoeden dat de beste plaats ter wereld om te schrijven een suite is in één of ander Hilton met butler-service. Ik dien nu een aanvraag in het Vlaams Fonds der Letteren.
Ik ben al twee jaar een boek aan het “proberen” schrijven. Twintig pagina’s waar het laatste jaar geen letter is bijgekomen. “Tijd” is dan ook het grootste probleem. En vaak ook de goesting. Ach ja, een mens moét projecten hebben in het leven niet? 😉 Alleszins veel succes gewenst!
Bedankt! Goesting om te schrijven heb ik meestal wel, maar het is soms moeilijk om tijd te ‘maken’, want dat moet je wel doen natuurlijk.
ik ken maar één gepubliceerd schrijver, die weliswaar redelijk wat succes heeft. die heeft enkel dit als goede raad: “lezen zo veel je kan + oefenen, oefenen, oefenen”. ik geraak al bijna twintig jaar amper voorbij het eerste. desalniettemin: veel succes!
Ja, lezen doe ik al sinds mijn jonge jeugdjaren, en dat blijft maar duren 🙂
En oefenen: wat denk je dat ik hier doe 😉